Op 4 maart 2016 verscheen haar debuut-cd Varmints, een mengeling van nieuw-klassiek, elektronica en avant-pop, waarna de Schots-Canadese Anna Meredith (1978) met lof werd overladen. ‘Een van de meest vernieuwende geesten in moderne Britse muziek’, schreef een criticus. ‘Levendig en caleidoscopisch’, schreef een ander. ‘Uitzonderlijke soundscapes van synthesizers, beats en andere dingen’ repte een derde. Een vierde had het gevoel gekoppeld te zijn aan een ‘ruimteschip waarmee ze door het universum raast’. Een Franse website vroeg zich simpelweg af: ‘Zijn we klaar voor Anna Meredith?’
Die vraag kunnen Nederlanders de komende week zelf beantwoorden. Van 1 tot en met 4 april treedt ze met haar eigen band op tijdens het festival Recâbler in Den Haag en in de serie The Rest is Noise in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Tegelijkertijd presenteert het Nederlands Kamerorkest de Nederlandse première van Origami Songs, een puur akoestische compositie die ze schreef voor de avontuurlijke blokfluitist Erik Bosgraaf. Op het programma staan ook werken van John Adams, Mark-Anthony Turnage en Joey Roukens, dit jaar huiscomponist van het Nederlands Philharmonisch Orkest.
Ik stelde Anna Meredith vijf vragen over Origami Songs.
Was het je eigen idee een concert voor Erik Bosgraaf te schrijven?
‘Nee, Erik heef me benaderd. Ik kende hem niet, maar hij gaf me een stapel opnames en ik werd overweldigd door de virtuositeit van zijn spel en was diep onder de indruk van zijn creativiteit en openheid. We hebben een paar speelsessies belegd, waarin hij zijn verschillende fluiten demonstreerde en we discussieerden over allerlei mogelijkheden. Het is trouwens beslist geen soloconcert, meer een reeks korte stukjes die de klank van de blokfluit exploreren.’
Je speelt zelf klarinet, was dat een voor- of een nadeel tijdens het componeren?
‘Nou, ik ben ook ooit op een blokfluit begonnen en switchte pas later naar de klarinet. Ik speelde braaf stukjes uit de klassieke en romantische periode – tot ik van een muziekjuf op de middelbare school hoorde dat er ook levende componisten bestonden. Dat was een openbaring: het was nooit in me opgekomen dat klassieke muziek een levende kunstvorm was. Pas daarna ging ik ook zelf componeren, maar als ik een stuk schrijf, put ik niet per se uit mijn eigen ervaringen als uitvoerend musicus. Dus die achtergrond was noch een voordeel, noch een nadeel.’
Vanwaar de titel, Origami Songs?
‘Ik wilde duidelijk maken dat het gaat om het samenbrengen van kleine onderdelen in een groter geheel. Origami, de Japanse techniek van het papiervouwen hield me op dat moment bezig en deze kunstvorm past naadloos bij de puurheid van de blokfluitklank. Het voelde heel natuurlijk mijn stuk ernaar te vernoemen.’
Hoe zou je je stuk beschrijven?
‘Het zijn vijf miniaturen voor blokfluit en ensemble, elk gebaseerd op één van de basisvouwen uit origami. Ze heten ‘Birds’, ‘(Two) Fish’, ‘Pinwheel’, ‘Kite’ and ‘Blintz’. Het gaat om structurele vormen die op hun beurt weer de basis vormen voor nieuwe, complexere origami. Hoewel ze een duidelijke functie hebben, verwijzen de basisvormen zelf vaak weer naar dieren en andere elementen uit de natuur. Ze openen een wereld van mogelijkheden, en ik vond het leuk zo’n neutraal gegeven te gebruiken als uitgangspunt voor mijn compositie.
De kracht, maar tegelijkertijd de kwetsbaarheid en het potentieel van de structuren past voor mijn gevoel heel goed bij de overzichtelijkheid van de klank van de blokfluiten. Doordat ik met Erik werkte kon ik gebruik maken van de prachtige kleuren van zijn verschillende instrumenten. Van de schrille, virtuoze sopranino via de alt- en tenorblokfluit tot de soepele, unieke klank van de basfluit.’
Hoe is de relatie tussen de solist en het kamerorkest?
‘In elk deel staat een andere fluit centraal, in één ervan speelt Erik zelfs op twee instrumenten tegelijkertijd. De titels zijn heel evocatief en in elke miniatuur zoom ik in op een ander aspect. Erik krijgt volop de kans zijn virtuositeit te etaleren, maar die spreidt zich als het ware van hem uit over heel het ensemble. Overigens hebben we de mogelijkheid open gelaten een andere fluit te gebruiken als de uitvoeringssituatie daarom vraagt, bijvoorbeeld vanwege de akoestiek.
Erik staat onmiskenbaar als solist op de voorgrond en neemt het orkest op sleeptouw, maar anders dan in een traditioneel concert is er geen sprake van een ‘strijd’ tussen hem en de andere musici. In het orkest komen wat ongebruikelijke instrumenten voor, zoals vogelfluitjes, papier, en schuurpapier. Elektronica heb ik dit keer achterwege gelaten, ik wilde nu een puur akoestisch stuk componeren.’
De speellijst van Origami Songs vind je ici.