Bouke Oldenhof. Waar was hij al die tijd? Aan het schrijven, maar vooral in het Fries (waardoor hij ook geen tijd had om aan zijn website te werken). En dan kom je er dus niet doorheen in de rest van Nederland. De man die met het unieke juweeltje ‘Rolbrug’ talloze harten voor zich wist te winnen. Ook het mijne, en dan helemaal in een uitvoering – door amateurs – uit de vorige eeuw, die vorig jaar kennelijk nog werd gespeeld door dezelfde twee spelers die ik eerder op een festival in Rotterdam zag: Nina Werkman en Dré Oudman. Kunnen die nog eens terugkomen? Of beter nog: kunnen die gewoon elk seizoen die voorstelling een paar weken spelen? Het zou busladingen publiek op kunnen leveren.
Marijke Muoi épuisé
En als Dré en Nina niet bekend genoeg zijn, vragen we gewoon Paul R. Kooij en Joke Tjalsma. Ze zijn er nu toch al, als dragers van het tot de laatste plek uitverkochte spektakelstuk Marijke Muoi. Ze kunnen hierna best de kar trekken van Rolbrug als het grote publiek liever niet naar amateurs komt kijken. Al is die angst nergens voor nodig.
In Marijke Muoi, de openingsvoorstelling van Leeuwarden/Fryslân 2018, lopen tientallen amateurs rond, naast de professionals. Het maakt helemaal niks uit. Zet er professioneel licht op, een vindingrijke regisseur en vooral: geef ze een tekst van Bouke Oldenhof en alles komt goed. De zaal waarin het speelt, is immers ook amateur? De Grote Kerk van Leeuwarden, zwaar gebouwd als een Friese hengst, is immers ook geen theater, maar een begraafplaats van de Friese Oranjes?
Maar goed. Marijke Muoi is stijf uitverkocht. Een mooi begin van het jaar waarin Leeuwarden en Friesland in het teken staan van Culturele Hoofdstad van Europa. Er komt nog meer spektakel aan, en vast ook nog meer kleine dingetjes, en er zal vast nog wel iets grandioos mislukken. Maar in deze eerste week heerst vooral de euforie. Het is gelukt, na jaren van ruzies, rollende koppen, bloederige machtsstrijd en hopen tegen beter weten in staat er een programma en is de stad nu al opgefleurd.
Le voile gris se soulève
Vrijdag, op een Verkiezingscongres georganiseerd door belangenvereniging Kunsten ’92, zeiden mensen die het weten konden dat Leeuwarden er mooier bij lag dan eerder. Er was een grauwsluier weggetrokken, de stad en zijn bewoners hadden aan zelfvertrouwen gewonnen. En dat gold ook voor de aanwezige cultuurwethouders en burgemeesters.
Wie, zoals ik, de debatten en congressen over cultuur van de laatste jaren een beetje heeft gevolgd, had vrijdag een bizarre ervaring. Wethouders die trots waren op hun portefeuille, burgemeesters die – in navolging van een eenzame Duitse politicus in het publiek – cultuur tot het belangrijkste item in hun beleid verklaarden.
Hoe anders was dat vier, vijf jaar geleden.
Het is natuurlijk ook te danken aan het andere geluid uit Den Haag. Kunst is niet langer die dure linkse hobby, maar iets waarin geïnvesteerd kan worden. En, mag het Haagse beleid nog vooral economisch gemotiveerd lijken, op lokaal niveau gaat het over identiteit, over zelfstandigheid en trots.
Capitale culturelle des Pays-Bas
Vraag is even hoe je dat elan vasthoudt, ook na het einde van 2018, wanneer Nederland geen Europese Culturele Hoofdstad meer binnen zijn grenzen heeft. Want het is duidelijk: de aanpak van Leeuwarden, de nadruk op trots en eigen kunstenaars werkt fantastisch voor de sfeer. Dit is waar kunst zijn nut bewijst.
Tijdens een van de workshops op de conferentie mijmerde ik hardop over het instellen van een equivalent op Nederlandse schaal. Elk jaar wijzen we een andere provincie aan die een Culturele Hoofdstad van Nederland mag leveren. Compleet met bidbooks en strenge jury’s. Daar gooien we natuurlijk een dot geld bovenop, en die stad mag uitpakken. Media-aandacht gegarandeerd, of het nu om Lochem gaat, of Middelburg. En natuurlijk trotse bewoners. Ik zou ervoor tekenen.