‘Alles wat ik maak komt voort uit gevoel, uit geraaktheid’, zei Joost Kleppe (1963) eens over zijn muziek. Die sensibiliteit wordt vaak déclenché door poëzie en zijn oeuvre telt dan ook veel vocale werken. Zijn lyrische, ritmisch gevarieerde stukken staan geregeld op de lessenaars van zowel professionele- als amateurkoren. Met zijn aansprekende stijl treedt Kleppe in het voetspoor van illustere collega’s als Daan Manneke et Ton de Leeuw.
Op acht november presenteren het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor de wereldpremière van Spirit of Mustafa. Het stuk is geïnspireerd op de poëzie van Mevlana Rumi, ‘universeel dichter van liefde en tolerantie’. Ik vroeg hem wat hem zo aantrekt in de verzen van de Perzische poëet. En hoe heeft hij deze naar muziek vertaald?
Je zei eens: ‘Als componist móet je gewoon denken: nu heb ik iets gemaakt dat de wereld verandert.’ – Geen geringe ambitie. Wat doe je als eerste wanneer je een opdracht krijgt, zoals in dit geval van het AVROTROSVrijdagconcert?
‘Allereerst ga ik nadenken over tekst en onderwerp. Ik kies graag iets wat me na aan het hart ligt, iets wat ik raadselachtig en intrigerend vind. Bovendien kijk ik naar de rest van het programma, met in dit geval twee Latijns-christelijke composities van Poulenc en Stravinsky. Mijn eerste gedachte was dat mijn stuk minstens net zo goed moest worden. Dat lijkt misschien een onmogelijke ambitie, maar wie niet durft te dromen zal nooit wat bereiken. Ik was dus tegelijkertijd blij met de opdracht maar ook ietwat bevreesd.’
‘Ik besloot meteen dat ik niet uit de Bijbel wilde putten. Eerder heb ik wel Bijbelteksten op muziek gezet, maar ik vond het nu tijd voor een breder perspectief. Het concept van gescheiden religies is wat mij betreft passé. Ik wilde iets doen met de liefdevolle kant van de Islam en dat bracht me al snel bij Rumi. Hij vertrok weliswaar vanuit de Islam, maar groeide uit tot universeel dichter van liefde en tolerantie. Dat is ook de kern van het soefisme dat hij vertegenwoordigt.’
Waarom de Islam?
‘In de Islam had ik me tot voor kort nooit zo verdiept. Mijn oppervlakkige indruk was dat het een nogal intolerant en restrictief geloof was. Totdat ik vorig jaar een Requiem-deel mocht maken voor de Marokkaanse vader Houssein. Hij verloor zijn dochter en jongste zoon aan IS in Syrië. Zijn verhaal is hartverscheurend; hij is ook nog eens één van de zachtaardigste mensen die ik ooit heb ontmoet. Houssein zei: ‘Mijn Islam is liefdevol en vergevingsgezind.’ Toen het Groot Omroepkoor mij vroeg iets voor hen te schrijven dacht ik hier onmiddellijk aan terug.’
‘In de dertiende eeuw reisde Rumi als alom gerespecteerd religieus leider door het Ottomaanse Rijk. In de stad Konya ontmoette hij de zwervende derwisj Shams van Tabriz, die hem totaal van zijn stuk bracht. Shams stelt namelijk dat je wijsheid niet enkel vindt in boeken maar ook in het leven van alledag. – In de kroeg, in arme wijken, in humor en in de liefde. Er ontstaat een hechte spirituele vriendschap tussen beiden en ze worden onafscheidelijk.’
‘Rumi slaat aan het dichten, maar tot ergernis van zijn naasten verwaarloost hij zijn plichten als geestelijk leider. Uiteindelijk verdwijnt Shams uit zijn leven. Wellicht werd hij vermoord, mede door Rumi’s eigen zoon. Spirit of Mustafa beschrijft in vijf episoden hoe Rumi dit verlies verwerkt. De titel betekent zoveel als “Geest van het zuivere” en is ontleend aan het vijfde en laatste deel. Rumi maakt een innerlijke reis met universele dimensies. Het is een herkenbaar gegeven dat een pijnlijke, onverwachte gebeurtenis uiteindelijk kan leiden tot inzicht en wijsheid.’
Hoe heb je ‘Spirit of Mustafa’ vormgegeven?
‘Mede op verzoek van dirigent Peter Dijkstra heb ik gekozen voor Engelse vertalingen van de verzen van Rumi. En aangezien het Gloria van Poulenc al voorziet in een solosopraan, heb ik ook een solopartij toegevoegd. Elk van de vijf delen beschrijft een ander onderdeel van de reis, met telkens verschuivende accenten. In deel I en IV zijn orkest en koor gelijkwaardig; in het tweede mag het orkest schitteren, in het derde speelt het koor de hoofdrol. Het vijfde en laatste deel is een lied voor sopraan en orkest, met een bescheiden rol voor het koor.’
‘Het monumentale eerste deel is een credo: Rumi vraagt zich af of hij nog wel Moslim is. Sterker nog: of het verschil tussen Christen, Moslim, Jood, etcetera er nog wel toe doet. Deze vraag is ook na 800 jaar nog bijzonder actueel gezien het vele bloedvergieten door godsdiensttwisten. In het tweede deel is Rumi wanhopig en woedend, mogelijk dronken en helemaal de weg kwijt. – Humor uit de 13e eeuw, die ik heb aangezet met swingende syncopen, gestopte trompetten en Oosters aandoende glissandi.’
‘Het derde deel wordt ingeleid door een baritonsolo. Het verdriet is inmiddels zó groot dat Rumi wanhopig een uitweg zoekt in zijn fantasie. Zijn gevoel stagneert, als water dat niet wil stromen. Om Rumi’s kwetsbaarheid te benadrukken koos ik hier voor een begeleiding door een klein, oudemuziekachtig ensemble.’
‘Deel IV is een herhaling van het eerste. Dit wordt besloten met een bevrijdende tekst van Shams, gezongen door het vrouwenkoor: zonder pijn geen geboorte. In “Spirit of Mustafa” begrijpt Rumi ten slotte dat Shams niet echt weg is, maar besloten ligt in hemzelf. Het is een gedroomd paradijs, maar kwetsbaar, fragiel en een beetje “weird”. Bindend element in de compositie vormt een kleine secunde, ofwel de toonafstand ti-do. Dit interval stijgt in de loop van de vijf delen steeds verder omhoog. – Als symbool van het pad naar verlichting dat Rumi aflegt.’
Zijn er behalve Oosters klinkende glissandi andere referenties aan Arabische muziek?
‘Niet al te letterlijk. Ik ben wel naar het graf van Rumi in Konya geweest en heb ook derwisjen bezocht. Hun soefi-muziek heb ik opgenomen en daar heb ik vervolgens eindeloos naar geluisterd. Indirect klinkt die invloed dus zeker door in mijn stuk, bijvoorbeeld in onregelmatige ritmes en afwijkende toonschalen. Soms ook vraag ik de zangers ietwat nasaal te zingen.’
‘Daarnaast creëer ik af en toe een Oosterse sfeer met ongebruikelijke klankkleuren. Bijvoorbeeld door een lage piccolo te gebruiken of een gestopte hoorn gecombineerd met strijkers-pizzicati. Op andere momenten haak ik aan bij popmuziek of zelfs bij de stijl van de door mij bewonderde Harry Bannink. Je zou mijn muziek poly-stilistisch kunnen noemen, maar ik streef ernaar die contrasten tot één organisch geheel te smeden.’
Radio Filharmonisch Orkest, Groot Omroepkoor
Peter Dijkstra dirigent
Elsa Benoit sopraan o.a. Joost Kleppe: Spirit of Mustafa, wereldpremière
Infos et cartes ici.