Komt het door de ijstijd? Is het een kwestie van geld of van lef? Gisteravond vond in de Amsterdamse bioscoop Het Ketelhuis voor de tiende maal het zogenaamde Voorjaarsoverleg plaats.
Deze door Ketelhuis en de Filmkrant georganiseerde debatavond over brandende filmkwesties heeft een volle zaal getrokken met de uitdagende vraag ‘Wat hebben de Belgen wat wij niet hebben?’ Want de Filmkrant suggereert in de juni-editie dat Belgische filmmakers rauwer en authentieker te werk gaan. Denk aan het Oscar-genomineerde Rundskop van Michaël R. Roskam.
Denk ook aan het feit dat België de afgelopen tien jaar vier maal een film in de Cannes-competitie had, terwijl wij dit jaar de deelname van Borgman vierden alsof een eeuwenoude vloek was opgeheven. Dus?
Dus nog niets, want die Belgische Cannes-titels waren allemaal Franstalig en België bestaat niet zo stelt het Belgische forumlid en producent Tomas Leyers vast. Hier op het Voorjaarsoverleg gaat het exclusief over de Vlaamse film, met Pierre Drouot, directeur van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) als belangrijke gast op het podium.
Deze laatste mag uitvoerig uit de doeken doen hoe het VAF te werk gaat, aanvragen beoordeelt en de zaken anders, of toch juist niet zo heel veel anders aanpakt dan het Nederlandse Filmfonds. Daar valt veel over te zeggen (het VAF heeft bijvoorbeeld weinig vaste criteria) maar daarmee dreigt de avond wel op een dwaalspoor te komen.
Want uiteindelijk zorgt forumlid Koen Mortier (producent en regisseur) voor enige hilariteit door op te merken dat zijn Brusselmans-verfilming Ex-Drummer tot driemaal toe was afgewezen en dat hij toen het bescheiden budget maar op een andere manier bij elkaar had geschraapt. Gewoon doorgepakt dus. Met als resultaat zo’n film die nu geldt als een van die sterke staaltjes van de Vlaamse cinema.
Geen wonder dat de forumleden, waaronder ook producent Dries Phlypo (Aanrijding in Moskou) en de in België wonende en werkende Nederlandse cameraman Richard van Oosterhout zich af en toe vrolijk maken over de Nederlandse interesse in concepten en formules.
Misschien zit hem daar wel de kneep. Van Oosterhout had als jurylid op het Nederlands Festival het genoegen gehad de Nederlandse jaarproductie 2012 te zien, en constateerde dat er te veel van hetzelfde werd gemaakt. Het wordt te veel op dezelfde manier bedacht en gedraaid (30 draaidagen is standaard) en er is ook te weinig aandacht voor hoe vorm en inhoud zich moeten verhouden. In Vlaanderen moet meer strijd geleverd worden om een film te realiseren. In Nederland mist hij scherpte en drive. Iemand anders voegt daar aan toe dat Nederlandse filmmakers misschien te veel in het straatje van financiers en commissieleden proberen te denken.
Een cultuurverschil? ‘Calvinisme versus katholicisme’ roept iemand in de zaal, waarop Tomas Leyers er nuchter aan toevoegt dat de grens tussen die twee culturen nog steeds laat zien hoe ver het ijs in de laatste ijstijd was gekomen.
Filmfondsdirecteur Doreen Boonekamp, inmiddels ook aangeschoven, merkt op graag die brutale artistieke projecten te willen financieren, maar dan moeten ze wel worden ingediend.
Leyers beveelt aan: ga niet op zoek naar formules, want die bestaan niet. Motiverend vindt hij zelf de vaderlijke steun van het VAF. Dit houdt filmmakers voor: ‘Wees niet bang op uw bek te gaan, maar probeer!’ Mortier hoort op deze avond te weinig de stem van de cineast. Als troost mag gelden dat VAF-directeur Drouot wel degelijk Nederlandse films heeft gezien die hem raakten. Hemel was hij ‘kapot’ van, en zoiets als 170 Hz zag hij ook nog niet in Vlaanderen.