Minister Jet Bussemaker omarmt het rapport dat de WRR op donderdag 5 maart uitbracht volledig. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid doet in dat rapport, getiteld ‘Cultuur Herwaarderen’, een oproep om cultuur weer gewoon als cultuur te zien. “Daarmee neemt de WRR, en ik steun dat ook, afstand van de instrumentele benadering van cultuur. Alsof cultuur alleen wat te betekenen heeft als het een ander doel dient.”
Deze uitspraak is opvallend, omdat de minister nog maar kortgeleden extra geld beschikbaar stelde voor kunstprojecten die precies dat beogen waar de minister nu afstand van neemt, namelijk iets betekenen voor het welzijn of de gezondheidszorg. Bussemaker was zich bewust van die mogelijke inconsequentie, toen ze haar uitspraak nuanceerde: “Ik vind wel dat de culturele sector op zoek moet naar de relatie met de buitenwereld. Ik heb me weleens afgevraagd waarom bij het protest tegen de bezuinigingen van het vorige kabinet wel heel veel kunstenaars demonstreerden, maar waarom er zo weinig burgers hebben gedemonstreerd. Die zouden allemaal moeten hechten aan cultuur. En ik vind dat daar een uitdaging ligt voor de culturele sector.”
Hiermee herhaalt de minister een uitspraak die eerder ook werd gehoord van de voorzitter van de Raad voor Cultuur, Joop Daalmeijer. Het is een framing die vaker wordt toegepast om demonstrerende minderheden te bagatelliseren: waarom demonstreren alleen taxichauffeurs tegen de komst van über, waarom demonstreren alleen werkers in de zorg tegen de privatisering van hun beroep? Ook daar zou je toch het hele volk moeten verwachten? Maar nee. Want het is ook zo simpel. Mensen demonstreren nu eenmaal niet zo graag voor anderen.
Het is jammer dat de minister dit zich niet realiseert. Jammer ook dat we dat moeten horen bij de presentatie van een WRR-rapport dat door alle betrokkenen uit het veld bewonderd wordt om zijn degelijkheid en gedurfde stellingname.