Musea moeten een plek zijn waar iedereen zich welkom voelt, bepleit kunstredacteur en conservator in opleiding Roxy Jongewaard. Een betoog voor openbare én gratis toegankelijke musea: “Een museum voor iedereen die 17,50 aan entreegeld kan betalen is geen museum voor iedereen.”
Het komende jaar mag ik een persoonlijke droom uitleven: ik ga als conservator in een groot Nederlands museum werken. Eindelijk mag ik meewerken aan de droom van menig museumprofessional: een museum creëren waar iedereen zich thuis voelt en waar ieders stem gehoord wordt. Maar daar is geld voor nodig, en dat is er nauwelijks.
De broodnodige staatssteun is miniem en wordt slechts verstrekt onder twee paradoxale voorwaarden. Aan de ene kant moet een museum maatschappelijk relevant zijn en voor iedereen toegankelijk, aan de andere kant moet een museum in staat zijn zelf een groot gedeelte van zijn inkomsten te genereren. Als de overheid werkelijk zou willen dat musea plekken voor iedereen zijn, zou zij die laatste voorwaarde uit zijn regelement schrappen.
Democratiseren om te overleven
Er lijkt nog maar een zeer select vast publiek te zijn voor musea: de ouderen en de linkse elite. Musea moeten dit publieksbestand vergroten, willen zij zich verzekeren van overheidssteun. Dit doen zij allereerst door blockbuster-tentoonstellingen te maken en hun museum aan te prijzen bij toeristen. Dit geeft inderdaad hoge bezoekersaantallen, maar dat zijn geen cijfers waarop gerekend kan worden. Het zijn immers bezoekers die niet snel terug zullen keren.
Een museum moet dus een breed bestand opbouwen van vaste of op z’n minst terugkerende bezoekers. Tevens moeten zij kunnen aantonen dat zij nog wel meetellen in deze samenleving. Dit heeft ertoe geleid dat museumprofessionals de droom van het ‘museum voor iedereen’ in hebben gezet om het hoofd boven water te houden. Er kwam een trend tot het democratiseren van het museum, waarbij zoveel mogelijk doelgroepen aangesproken moesten worden.
Gin-tonics en peuterrondleidingen
De democratisering van het museum werd in versneld tempo doorgevoerd, en vooral met de doelstelling om op de korte termijn hip en drukbezocht te zijn. Hierdoor wordt slechts vluchtig nagedacht over wat dit begrip precies inhoudt. In de meeste gevallen wordt het opgevat als de noodzaak tot het aanspreken van groepen die normaliter niet naar het museum zouden komen.
In het Van Goghmuseum worden jamsessies gehouden en gin-tonics geschonken om de yup aan te trekken. Het Museum Boijmans van Beuningen houdt peuterrondleidingen, Het Van Abbemuseum heeft speciale tours voor geestelijk gehandicapten en het Stedelijk Museum Amsterdam heeft een doventolk-gids in dienst.
Dit zal wel een verhoging geven in het bezoekersaantal, maar ook hierop kan niet gerekend worden. De bezoeker moet immers niet slechts verleid worden door een extraatje dat hem aanspreekt. Hij zal zijn gin-tonic en zijn gethematiseerde rondleiding zien als iets wat leuk is voor één keer, maar zal niet geneigd zijn regelmatig terug te komen om het museum op eigen houtje te verkennen. Ook de droom van een geheel democratisch museum wordt zo niet verwerkelijkt: de extra’s veranderen immers niets aan de inhoud van het museum en aan de dominante stem van de conservator.
Het all-inclusive museum
Een aantal musea, zoals het Van Abbemuseum of het Museum voor Wereldculturen, pakt het grondiger aan. Zij willen werkelijk een museum zijn waar objecten worden getoond ongeacht de herkomst, opleiding, of het gender van de maker. Zij willen niet alleen de hoge cultuur tonen, maar ook de counter cultures. De exposities en evenementen worden niet alleen gecureerd door de vaste conservatoren, maar ook door gasten: Bekende Nederlanders, kunstenaars of jongereninitiatieven. Zo wordt de vertellersstem, die normaal in handen is van de conservator, ook gedemocratiseerd.
Het is een all-inclusive museum: een plek waar niemand wordt buitengesloten. Dit streven getuigt van lef en progressiviteit. Het is echter waanzinnig moeilijk om tot een goed einde te brengen. Een dergelijk museum bewandelt immers de gevaarlijke grens tussen diversiteit en geen focus hebben. Zeker wanneer er niet genoeg geld is om het in zijn volledigheid uit te voeren, wanneer er toch ook blockbuster-exposities en klassieke museale opstellingen getoond moeten worden om maar voor subsidie te zorgen, kan het concept (ten dele) mislukken.
In Groot-Britannië zijn de stadsmusea al gratis
Een plek om zonder angst te lachen
Wanneer is een museum voor iedereen? Naar mijn mening hoeft er niet per se kunst te staan die ieders demografische groep aan zou moeten spreken. Je hoeft niet per se een extraatje te krijgen dat je aanspreekt. Er zijn niet altijd speciale curatoren nodig die staan voor verschillende bevolkingsgroepen. Een museum is van iedereen wanneer niemand voelt alsof hij er niet mag of kan komen.
Een museum is van iedereen wanneer niemand het idee heeft dat hij zich op een bepaalde manier moet gedragen. Het is een plek waar je hardop kan lachen, zonder je ervoor te schamen. Een plek waar je even naar binnen kan gaan om warm te worden. Een plek waar kinderen door de gangen kunnen rennen.
Vrije toegang
De oplossing schijnt mij simpel doch onuitvoerbaar. Als je werkelijk een museum wilt maken dat voor iedereen is, moet je het een volledig openbaar gebouw maken. Geen kaartverkoop, geen controle aan de deur. De deur gaat open en je bent binnen. Wil je maar vijf minuten binnen blijven? Dat kan, je bent geen 17,50 kwijt aan toegang. Weet je niet of de kunst die binnen hangt wel van je gading vindt? Wat maakt het uit, het kost je toch niets. Bang dat je je niet goed verstaanbaar kan maken? Je hoeft met niemand te praten.
Het opheffen van kaartverkoop en deurcontrole staat gelijk aan het opheffen van een enorme psychische barrière. Het toont aan dat een museum er voor iedereen is, ongeacht zijn monetaire status, zijn afkomst, zijn opleidingsniveau, zijn leeftijd, zelfs zijn interesseniveau. Iedereen is welkom. Wanneer deze barrière is opgeheven, zal het voor museumprofessionals veel gemakkelijker te zijn om het idee van een democratisch museum inhoudelijk vorm te geven.
Wil onze overheid werkelijk dat musea midden in de samenleving staan en bezocht worden door alle participanten van deze maatschappij, dan kan het niet de subsidie op musea zo laag houden en aan zoveel banden leggen. Een museum voor iedereen die 17,50 aan entreegeld kan betalen is geen museum voor iedereen. Maar wanneer die zorg weg wordt genomen, zullen zowel de bezoekers als de museumprofessionals de ademruimte krijgen die nodig is om te werken aan de droom.