Klassieke grap over de suppoost: “Trots meldt de nieuwe suppoost van het Rijksmuseum zich aan het eind van zijn eerste werkdag bij de museumdirectie. ‘Meneer de directeur, ik denk dat u over mij tevreden zult zijn. Ik heb vandaag al twee Picasso’s en één Appel verkocht!’ ” (Bron: www.debestemoppen.nl)
Waarmee de vermeende verhouding van de traditionele suppoost tot de moderne kunst wordt onderstreept.
Mummificeren naast Rembrandt
Wie kent hem niet, de archetypische suppoost die oud, eenzaam en vol onbegrip zit te mummificeren (vrij naar Jeroen Brouwers) naast een Rembrandt of drie hoopjes zand. Toen ik in 2014 het (oude) Whitney Museum of American Art aan de Madison Avenue in Manhattans Upper East Side bezocht, voor een mega-expositie van Jeff Koons, trok één wand grote belangstelling van veel bezoekers. Daaraan hing een metershoge foto van de kunstenaar vol suizende geilheid, in actieve pose met zijn toenmalige vrouw en pornoactrice Ilona Staller, ofwel ‘Cicciolina’. Mevrouw Koons openbaarde zich in gulle spontaniteit.
De suppoost doet zijn ding
Het was niet het kunstwerk dat de meeste aandacht trok. Het was de combinatie van het beeld en de daarnaast staande suppoost. Een boze witte man die met een korzelig hoofd zijn werk stond te doen. Twee verschillende werelden raakten elkaar, het contraire beeldrijm wekte hilariteit. Het tafereel zou zich perfect lenen voor een tekening van Norman Rockwell in de Saturday Evening Post. Waarmee de beroemde tekenaar in zijn tijd – midden vorige eeuw –waarschijnlijk een korte loopbaan zou zijn beschoren. Ik haastte me steels een foto te maken, hierbij afgebeeld en niet direct voor kinderogen bedoeld.Hoe zou de suppoost ’s avond thuis in Queens over zijn werkdag vertellen?, vroegen we ons af.
Curator met kunstpaustrekjes
Ik dacht vorige week aan de suppoost tijdens het bekijken van The Square. De Gouden Palmwinnaar van de Zweedse regisseur Ruben Östlund is een fascinerende satire op kunstwereld, een must voor elke serieuze museumbezoeker. Hoofdpersonage is curator Christian van een Stockholms museum, een arrogante vlegel met kunstpaustrekjes en een serviele hofhouding van hippe jonge mannen en vrouwen. Hij is gescheiden, rommelt met vrouwen en neemt ondertussen de ene slechte beslissing na de andere. Van zijn zogenaamde (artistieke) integriteit – Christian rijdt in een Tesla – blijft buiten de museummuren weinig over. In en rondom zijn werk doet hij schimmige dingen die hem tollend naar de ondergang voeren.
Ontploffende kleuter
De film heeft evenveel lagen als de Amsterdamse RembrandtToren. De tweedeling in de maatschappij, aanklacht tegen individualisering, snijdende parodie op sneven en streven van goddelijke curator en staf in modern museum met overheidsgeld, vanitas (kapsels, museumdirectrice met hondje), de meest idiote viral ever door een expositie aan te keilen met een ontploffende kleuter… alles komt langs. The Square telt voldoende prachtscenès voor tien jaar Zomergasten. De performance met de hoppende en krijsende aapmens tijdens een galadiner, nu al een klassieker, doet je twijfelen aan alle waarden van de moderne kunst.
Centraal staat de vraag, althans zo kun je ernaar kijken: hoe ver kun je gaan onder het mombakkes van de kunst? In The Square speelt het fenomeen suppoost drie keer een terloopse doch prangende rol. De eerste keer zie je een vrouwelijke suppoost lijdzaam in een zaal vol bergjes gips zitten, wachtend op het einde van haar werktijd. ‘Kunst’, vindt Christian ongetwijfeld, tenzij hij in de problemen komt door een overijverige schoonmaker met moderne schoonmaakmachine. De tweede keer zien we een herkenbaar beeld van een suppoost-studente, die op de automatische piloot bezoekers doorwuift naar de juiste richting. Ze ziet tevoren al aan hun loopje en gedrag waar ze heen willen: niet rechts naar de afdeling Moderne Kunst, maar links naar The Castle.
Kek uniformpje
Suppoosten zijn er tegenwoordig te kust en te keur, van de moderne gastvrouw in kek uniformpje tot de norse beroepszaalwachter in zijn overmaatse zwarte pak. Ik herinner me een verhaal van ‘good old’ Godfried Bomans. Hierin krijgt een suppoost – en ik put even uit het geheugen – van een bezoeker de vraag: ‘Meneer, is dit beeld nu Vroeg- of Laat-Etruskisch?’ Waarop de suppoost de bezoeker onmiddellijk het museum uitschopt en de plek waarop de bezoeker stond met lysol laat reinigen.
Paars nijlpaard
Ik bezocht in Doornik (Tournai) het ‘Musée des Beaux-arts’ (1928), gevestigd in een fraai gebouw dat je eerder in een grote Franse stad als Lille zou verwachten. Het is ontworpen door art nouveu-architect Victor Horta. Op de lange, glooiende gevel prijkt een groen uitslagen bronzen beeldengroep. Binnen liggen de zalen als rozenbladen rond een centraal atrium, waarboven een paars nijlpaard vliegt. De collectie is rijk: de in Doornik geboren 15de-eeuwer Rogier Van der Weyden is aanwezig, evenals Rubens, Manet, Monet, Bruegel de Oude, Van Gogh en Toulouse-Lautrec.
Op de maandagmiddag van ons bezoek is het doodstil bij de ingang, afgezien van een zwerver in spijkerpak, die voor de glazen deur zit te roken. De entree – voor een plattelandsprijsje – is aangenaam dorps. De man achter de balie wijst vriendelijk op mijn rugzak: ‘U mag ‘m meenemen hoor, maar ik wil ‘m ook wel even onder mijn stoel zetten.’ Zo’n museum.
In de eerste zaal hangt een huizenhoog schilderij: De troonsafstand van keizer Karel V van Louis Gallait, met een hoofdrol voor onze Guillaume d’Orange Le Taciturne, alias Willem de Zwijger. Achterin hangen in alle stilte twee schilderijen van Édouard Manet, de trots van Doornik. Als we daarheen lopen komt de man in spijkerpak keihard aanrennen met een vouwstoel over zijn schouders. Hij blijkt de mobiele suppoost en posteert zich met barse blik tussen de twee Manets, maar nu even zonder sigaret.
‘Begrijpt u alles?’
In het Palais des Beaux-Arts van Lille zijn suppoosten vaak snelgeklede studenten kunst, die vrolijk bij elkaar klitten maar met veel plezier bezoekers uit ‘horse’s mouth’ van eigentijdse informatie voorzien. In de kleine, armlastige musea rukken de vrijwilligers op.
We waren drie minuten binnen bij Museum Beelden aan Zee in Den Haag, toen een vrijwilligster ons bestormde. Een 60-plus vrouw met een kort, aan twee zijden verschillend geknipt grijs kapsel, gouden oorringen in paars geruit mantelplakje; kortom charmante dame uit het Benoordenhout met zeeën vrije tijd. Ze vroeg ons: ‘Kan ik helpen? Begrijpt u alles?’ Ook leuk.
1100 liter pindakaas
Suppoosten zijn minstens even interessant als het museum zelf en voegen vaak iets toe. Wie ziet u liever naast de ‘Pindakaasvloer’ (van Wim T. Schippers, benodigd materiaal: 1100 liter pindakaas)? Een boze, knorrige man in een vettig pak vol museumvlekken en een grote V op zijn rever, of een jolige student die je even komt bijpraten?
Ik ga voor de eerste en zie hem graag als onderdeel van de installatie. (Waar is Norman Rockwell als je hem nodig hebt?)
Elisabeth Moss
In de derde scène met suppoost in The Square zien we hoofdcurator/schuinsmarcheerder Christian in een stil hoekje van zijn museum in een #MeToo-achtig gesprek met journalist Anne, een flonkerende bijrol van Elisabeth Moss. In een hoek van de zaal luistert een suppoost vanachter een installatie bijna kantelend op de twee poten van haar stoel, het gesprek gretig af.
De moraal van het verhaal: de museumsuppoost is de trait-d’union tussen het museum en de buitenwereld.
Alles voor de kunst!