Hij zal me niet in dank worden afgenomen, de kop boven dit artikel. Als er namelijk iets is wat je niet wil, is het een minister van een Kabinet-Rutte een pluim geven. En zeker niet eentje van cultuur, de sector die onder 10 jaar premierschap van Rutte de zwaarste klappen uit de na-oorlogse geschiedenis te verduren kreeg. Rutte is de premier die zich de cultuursector voorstelde als iets met 10 mensen op rij één.
Cultuurdebatten in de Tweede Kamer, ik heb ze 10 jaar lang voor Cultuurpers gevolgd en verslagen, zijn wonderlijke bijeenkomsten. Dat ligt een beetje aan Thorbecke, die ooit zei dat kunst niet beoordeeld dient te worden door de politiek. Den Haag gaat dus niet over de inhoud van de cultuur, maar slechts over de manier waarop die in Nederland gefaciliteerd wordt. Dat betekent dat debatten over het cultuurbeleid tot de meest ondoorgrondelijke van de Tweede Kamer behoren. Het is ook de reden dat het in Nederland bijna altijd gaat over cultuur als smeermiddel in gezondheidszorg, buurtbeheer, sociale vraagstukken, emancipatie van de regio en erfgoed.
Dossierkennis
Het cultuurwoordvoerderschap is bij veel partijen geen hoofdtaak. Dossierkennis is, vooral ter rechterzijde, afwezig. Van een kleine partij als nieuwkomer BBB is dat voorstelbaar en zelfs aandoenlijk te noemen. Tijdens het debat op maandag 22 november bleek dat de opvolger van de Boerenpartij niet eens te hooi en te gras door de stukken had geneusd: de partij vroeg zich af waarom sommige kunst wel, en andere kunst weer niet subsidie kreeg, en of ze daar iets over te zeggen hadden. Waarna Ingrid van Engelshoven met opvallend geduld uitlegde dat de uitgangspunten van het beleid elke vier jaar door het Kabinet worden vastgesteld, en dat de Kamer daarover besluit.
Waar de extreemrechtse nationalisten van de PVV het bij monde van Martin Bosma tien jaar lang over Zwarte Piet en het behoud van het Afrikaans hadden, en het CDA vooral aandoenlijk op de plattelandsagenda zat, en nu, onder Lucille Werner, inzet op toegankelijkheid, was het vooral de VVD die opviel door het enorme dedain voor alles wat met kunst en cultuur te maken heeft.
Hardliners
Uiteindelijk heeft die lijn Halbe Zijlstra 8 jaar geduurd. In de loop van 2019 veranderde de toon, en kwamen er woordvoerders die daadwerkelijk een band hadden met de creatieve sector. Hun namen zijn we overigens alweer vergeten. Cultuur is nog steeds geen carriereportefeuille bij de VVD.
Toch veranderde de toon van het debat. Of dat op het conto van cultuurminister Ingrid van Engelshoven te schrijven valt, is nu niet te zeggen. Het gebeurde wel terwijl zij minister was. De sfeer rond cultuur veranderde, en dat was zeker voor de oude hardliners binnen CDA en VVD soms even wennen.
Stoere jongens
Uiteindelijk bracht de coronapandemie een opvallende ommekeer teweeg. Na aanvankelijke aarzelingen was in ieder geval de financiële steun voor de zwaar getroffen cultuursector zeer ruimhartig: eerder werd duidelijk dat per hoofd van de bevolking Nederland zo’n beetje het meeste geld is uitgetrokken voor hulp aan de culturele sector. Het kwam niet altijd terecht waar het moest, en het ging niet van harte. Immers, al bij de eerste steuntoezegging werd de sector achtergesteld bij pootaardappelen en snijbloemen, en het DVD’tje van Hugo de Jonge zullen veel mensen in de cultuur niet snel vergeten. Bovendien zijn flexwerkers en zzp’ers in de cultuur zwaar de dupe.
De stoerejongenstoon van Rutte cs is ook nog steeds hardnekkig, maar het lijkt erop dat er sinds een paar maanden echt geluisterd wordt naar de vrouwelijke stemmen in het kabinetsberaad, en die vrouwelijke stem is dus ook de stem van de cultuursector, ook al zegt die vaker ‘eeh’ dan fijn is om aan te horen.
Politieke benoemingen
Blijft de vraag over of we moeten willen dat er in Nederland net zo respectvol over kunst en kunstenaars wordt gesproken als in onze buurlanden. Een belangrijke reden daarvoor is dat de rol van politiek in kunstbeleid daar veel inhoudelijker is. Besturen en directies zijn vaak politiek benoemd, en de gemeenteraad bemoeit zich in steden daadwerkelijk met de inhoud van de cultuursector.
In Nederland is zulke inhoudelijke bemoeienis ondenkbaar. Ingrid van Engelshoven waarschuwde tijdens het debat van 22 november maar weer eens voor de gevolgen: vooral dictaturen maken er misbruik van. En ja, de enige partijen die zich in ons land inhoudelijk over kunst uit willen spreken bevinden zich aan de extreemrechtse en openlijk fascistische zijde van het politieke spectrum.
Verzakelijkte kunst
Toch is het de overweging waard, want de technische aard van ons cultuurbeleid, dat nooit over de inhoud en de waarde gaat, maar altijd alleen maar over ambtelijke randvoorwaarden, helpt niet mee om de afstand die veel mensen tot de kunst voelen, te verkleinen. Bovendien is de kunstsector, meer dan bij onze buurlanden, extreem gericht op het voldoen aan allerlei voorwaarden, die elke vier jaar weer meeveranderen met de politieke kleur van de regering. De kunst zelf is bijna net zo verzakelijkt als het beleid waarmee die in stand wordt gehouden.
Soms droom ik wel eens van een vergaderzaal waarin de mensen elkaar in de haren vliegen met hun ideeën over het schone, het mooie, het goede en het onuitsprekelijke.