Na bijna dertig edities heb ik eindelijk mijn Boulevard-vuurdoop gehad. En wat een verademing was het. Publiek van 2 tot 80, een festivalterrein waar je gewoon overheen kunt banjeren zonder kaartje. Sterker: een festivalterrein waar je ook op een buitenpodium naar acrobatiek en dans kunt kijken zonder kaartje! Ik zag mensen hun hondje uitlaten en even kijken of er nog iets leuks was, ik hoorde mensen met een festivalkrant in de hand hun schema maken. Er was geen gedoe met muntjes of lange rijen voor vieze wc’s, kortom: een gedroomde festivallocatie. De buitentemperatuur was perfect, 22 graden en een zonnetje. Binnen was het minder aangenaam in een tent zonder verkoeling. Maar goed, alles voor de kunst.
Teksten aan een niet-bestaande man
Aan het begin van het terrein staat een halfronde keet met wat een Youtube-achtige omgeving belooft te zijn met Antifragile Bodies. Dat valt nogal mee, ook omdat een van de twee schermen weigert. Wel is het een ruimte waarin je op een kussentje een enigmatische tekst van Selma Selma kunt lezen, en tekeningen en teksten aan de muur kunt zien. De teksten zijn dagboeknotities of brieven gericht aan een niet-bestaande Omer.
Selman schrijft over haar dromen, verwachtingen, teleurstellingen, ervaringen met deze man. We lezen de tekst als die geschreven wordt op het scherm, na lezing wordt het gewist. Ik moet denken aan een boze email aan het patriarchaat, het systeem, niet plat activistisch, maar een stuk omfloerster en poëtischer. De email die je schrijft om iets uit je systeem te krijgen, maar niet om ook echt te versturen.
Als het tweede scherm ook meewerkt (later op de dag was alles weer aan de praat), zie je Selma’s moeder die voor het eerst de zee ervaart. Wat is dat water zout! Het heeft altijd iets ontroerends als je volwassen mensen iets voor het eerst ziet doen dat voor mij heel normaal is. Het mooie van Selmans werk is dat ze die ontroering gelijk wegneemt. Nee, het is niet raar dat haar moeder nog nooit de zee heeft gezien, vanuit Bosnië moet je twee grenzen over en dat gaat niet zomaar. Deze vrouw, Roma, leeft in een andere wereld met een stuk minder privileges en een stuk lastiger geschiedenis.
Selmans werk is activistisch en geëngageerd, maar vooral ook goede kunst. Ze laat je nadenken, nauwkeurig observeren, associëren. Wat een mooi begin van een festivaldag.
Wij zijn onze telefoon
Van geheel andere orde is de voorstelling I, Phone van Rob Smorenberg. Een bloedeloze Siri-achtige vrouwenstem geeft Smorenberg opdrachten om iets met zijn telefoon te doen. Swipen, gamen, geluid uitzetten. Met piepkleine gebaren voert hij ze uit. Zijn blik is even wezenloos als de onze als we tijd verdoen op de telefoon. Ik hoorde veel instemmend gelach om me heen. Ai, zijn we niet allemaal vergroeid met onze smartphones?
I, Phone abstraheert alle dagelijkse bewegingen en vormt ze om tot een esthetische versie van onze obsessie. Smorenberg heeft een paar minuten nodig om te laten zien hoe absurd het is om te slapen met een telefoon naast je. Alsof we naar een time-lapte opname kijken, zien we zijn lichaam friemelen en bewegen, de slaap niet vatten en dan toch gauw even op de telefoon kijken. Dat ziet er niet uit als een acht-urige rustige nacht. Maar wat een beheersing van zijn lijf, geen vezel doet niet mee.
Mooi is het als zijn vader ineens belt op een oude Nokia. Dan gaat het ineens over echt contact, warmte via small talk. Zijn moeder wil ook even aan de telefoon, maar hij moet het kort houden, want hij is aan het werk. Hij reflecteert even op de voorstelling (“ze moesten er even inkomen, maar nu lachen ze toch wel”).
Ik baken mijn schermtijd maar weer af en besluit wat vaker mensen echt te spreken.
Razendknappe dromende lichamen
Over beheersing gesproken, Febris van Corpo Máquina Society (Simon Bus en Roy Overdijk) is ongelooflijk. Zij onderzoeken de manieren waarop een lichaam zich kan voortbewegen als de geest er geen controle over heeft. Febris is de godin van de koorts, Bus en Overdijk geven zich aan haar over. Bij de inloop liggen ze diep voorovergebogen op het podium. Dan schuiven ze ineens vooruit, maar hoe dan? We zien geen beweging van ledematen. Vanuit hoe een lichaam toevallig op de vloer komt, kijken ze hoe ze vooruit kunnen komen.
Voeten en handen lijken permanent op de verkeerde plek te landen en hun lijven lijken geen scharnierpunten te hebben. Met lege blikken en een enorme vindingrijkheid, ijldromen ze zichzelf, over de vloer. De voet van de een wordt bijna de voet van de ander, de scheidslijnen zijn niet meer zichbaar. Als een tweekoppig dromenmonster bewegen ze zichzelf en elkaar door de ruimte. Maar meer dan fysiek knap is het een heel inventieve danstaal die hier ontwikkeld wordt. Technisch perfect, speels, origineel, een lust voor het oog.
Wat een fijne festivaldag was dit. Met korte praatjes met onbekenden, acrobatiek op een warm buitenpodium, een grasveld om op te liggen. En zo ver is Den Bosch – vanuit Amsterdam – helemaal niet met de trein.