In 1964 richtte Andy Warhol zijn camera op het Empire State Building en maakte daar een acht uur durende opname van. Dat stelt de liefhebber van avant-gardefilm voor een klein dilemma. Moet je Empire nu echt van de eerste tot de laatste minuut uitzitten (en zien hoe de nacht rond het gebouw langzaam plaatsmaakt voor daglicht), of is het genoeg om een korte blik op deze conceptuele kunst te werpen?
De vraag kwam bij me op omdat Empire deze herfst een (bescheiden) onderdeel is van het ambitieuze programma dat Eye wijdt aan de Amerikaanse avant-garde film van de jaren zestig. Een rijk geschakeerd programma dat laat zien hoe in die jaren een groep filmmakers in opstand kwam tegen de reguliere cinema, zoals die lang door Hollywood was gedomineerd. En als je nu ziet met hoeveel energie en experimenteerdrift dat gepaard ging dan snap je dat programmeur Anna Abrahams bij de presentatie voor de pers de verzuchting slaakte: “Ik wou dat ik er bij was geweest.”
Experimentele opstand
Natuurlijk werden er lang daarvoor, in Europa en later in Amerika, al experimentele films gemaakt, maar die grote uitbraak in de jaren zestig was toch opvallend. Het had uiteraard te maken met het tijdsgewricht, het was meer dan alleen een opstand tegen Hollywood. In 1955 begon de Vietnamoorlog, in datzelfde jaar weigerde de zwarte Rosa Parks haar plaats in de bus af te staan aan een witte medereiziger. Het was de tijd van de burgerrechtenbeweging en Vietnamprotest. Op 18 augustus 1963 sprak Martin Luther King de woorden ‘I have a dream’. Drie maanden later werd president Kennedy vermoord. In 1965 kwamen The Beatles aan in New York en was in Nederland de eerste Hitweek te koop. 1967: the Summer of Love. 1968: de moord op Martin Luther King. 1969: het popfestival Altamont, waar ook The Rolling Stones optreden, wordt verstoord door Hells Angels, met vier doden tot gevolg.
Die sociaal maatschappelijke onrust duikt hier en daar ook tamelijk expliciet op in het hier getoonde werk. Viet-Flakes (1965) van Carolee Schneemann is een protest in de vorm van een collage van nieuwsfoto’s en oorlogsbeelden van Vietnam. Al gemaakt voordat in Amerika de grote protesten losbarstten. Het eigenzinnig gemonteerde Report (1963-1967) van Bruce Conner is geïnspireerd op de mediaverslaggeving rond de moord op Kennedy. Maar in heel veel ander werk is die tijdgeest op een andere manier aanwezig. Wat we op allerlei manieren zien is een viering van vrijheid, los van de beknelling van verhaal of acteurs, met de camera als persoonlijke expressiemiddel. Film nadrukkelijk als vorm van beeldende kunst. Poëzie als daad van verzet. Een bevrijdingsbeweging die ook nu nog jonge filmmakers inspireert.
Dansers in een droom
Als ik de expositieruimte binnenkom, waar veel kort werk draait, zie ik dat direct al heel mooi in Ensemble for Somnambulists (1951) van Maya Deren. In korrelig 16-mm drijven in negatief afgebeelde dansers op een droomachtige manier door een onbestemde ruimte. Een prachtige manier om kunstvormen te verbinden en er tegelijk een heel persoonlijk gevoel in te leggen. Dat is in ieder geval mijn indruk. Want dit soort films heeft geen dichtgespijkerde betekenissen.
Aan het eind van mijn rondgang stap ik de ruimte binnen waar de indrukwekkende installatie Movie Mural (1965-1968) voor het eerst in Nederland te beleven is. Een beeldenstroom op elf elkaar overlappende schermen. Niet alleen als (nu digitale) film geprojecteerd, maar ook met dia’s en overheadprojectie. Ook daar kan je weer van alles in zien, maar het belangrijkste is om je onder te laten dompelen in deze zee van indrukken die voortdurend verandert en geen begin of einde kent. Alsof je bijna letterlijk in de verbeelding van Stan VanDerBeek bent binnengestapt.
Verrassend ook hoe dit me doet denken aan de beeldenstroom die de huidige generatie via internet tot zich neemt. In veel opzichten is deze installatie een voorloper van wat tegenwoordig met digitale middelen wordt gedaan.
Lichtfeest
Tussen dit begin en eind van mijn eigenlijk veel te snel afgewerkte rondgang zag ik allerlei andere zaken waar ik misschien meer tijd voor had moeten nemen. Van Marie Menkens Lights (1966), waarin kerstverlichting verandert in een abstract lichtfeest, tot de billenfilm Bottoms (1967) van Yoko Ono tot Andy Warhols (ja, die weer) statisch gefilmde portretten, waaronder een onzeker kijkende Bob Dylan. Eigenlijk zorgde Warhol, met zijn statische camera, voor een tegenbeweging binnen de tegenbeweging. Ironie is er ook, zoals bij Gunvor Nelsons feministisch-absurdistische striptease Take Off (1972). En in mijn ooghoek doemt telkens Empire op.
Zo zal iedereen weer iets anders vinden wat hem of haar speciaal aanspreekt. Zaak is, neem de tijd, kijk rond, en kies dan iets wat je je volle aandacht wilt geven. En kom later nog eens terug.
Maya Deren, Jonas Mekas
Het valt overigens op dat er relatief veel vrouwen onder die experimenterende filmkunstenaars zijn. Met de eerder al genoemde Maya Deren (1917-1961) als de belangrijkste voorloper van de latere zestigers. Intussen zagen in Europa nieuwe filmstromingen het licht, waaronder de Franse Nouvelle Vague. Amerika volgde toen in 1961 een groep ontevreden jonge filmmakers, met Jonas Mekas als voortrekker, zich verenigden als de New American Cinema Group. Ze presenteerden zich met een manifest dat opriep tot persoonlijke, kunstzinnige films en dat de officiële cinema brandmerkte als overbodig, moreel corrupt en esthetisch verouderd. Niet mis.
Hun werk vormt als het ware het hart van het Eye-programma. Van Jonas Mekas zelf is er de poëtische dagboekfilm Walden, Diaries, Notes, and Sketches (1969), geprojecteerd op drie schermen. Losse, vaak zeer persoonlijke momentopnamen die als een soort gedachtestroom voorbij trekken. Een van de meest gevoelige bijdragen aan de expositie. Met een paar meter verderop het scherm waarop te zien is hoe Stan Brakhage zelfs de camera overbodig maakt door vleugels van motten op een filmstrip te plakken.
Eye en avant-garde
UNDERGROUND is een programma dat Eye na aan het hart ligt, dat hadden Jaap Guldemond, Director of Exhibitions, en filmprogrammeur Anna Abrahams direct al laten weten. Want Eye, destijds nog het Filmmuseum, begon in 1946 (toen als onderdeel van het Stedelijk Museum) met de vroege avant-garde-films uit de nalatenschap van de Filmliga in de jaren twintig. Voor Eye is aandacht voor avant-garde altijd belangrijk gebleven.
Het programma waaiert uit
Op de tentoonstelling is al veel te zien, en dit is nog maar het startpunt voor het uitgebreide programma in de filmzalen van Eye, waar de langere films worden vertoond. Vaak voorzien van een inleiding. Er zijn kruisbestuivingen tussen film, performance, dans en literatuur. In de week van 17 t/m 23 oktober is er aandacht voor de psychedelische film, in samenwerking met Mediastudies van de Universiteit van Amsterdam. Op 5 november is er een speciaal evenement tijdens de Amerikaanse verkiezingsnacht. Op de Eye Film Player zijn enkele documentaires te zien die verder ingaan op de Amerikaanse avant-garde.
En mocht iemand het toch aandurven Empire van begin tot eind mee te maken en daar de zon te zien ondergaan en weer opkomen – dat kan. De tentoonstelling van Eye is iedere dag lang genoeg geopend.
Na de opening op 12 oktober met de eenmalige vertoning van Andy Warhols & Paul Morrissey’s Chelsea Girls (1966) zijn de tentoonstelling en films tot 5 januari te zien. Zie de Eye-website voor alle programma-informatie.