Joop van Caldenborgh, stichter van Museum Voorlinden in Wassenaar, heeft een klassiek museum laten bouwen dat voortbouwt op bestaande conventies over het presenteren van kunst. De kunst moet centraal staan en het gebouw doet er bij wijze van spreken niet toe. Toch speelt het ontwerp een belangrijke rol.
Architectuurcriticus Tim de Boer duikt dieper in de gedachten achter het gebouw, en hoe die in de praktijk uitpakken.
Tussen de ballonnen was het stil en donker. Ik lag op mijn rug. Bij elke beweging knetterde de statische elektriciteit de zaal door. Was dit wat Martin Creed voor ogen had? Ik sta op. Het wordt steeds lichter om mij heen. Eindelijk heb ik vrij zicht naar boven. Er liggen blaadjes en zand op het glazen dak van de zaal. Met moeite kom ik de zaal uit (de ballonnen willen mee maar mogen dat niet) en loop direct een helse kamer in. Tientallen metronomen tikken, allemaal in een andere maat, door elkaar heen. Ik zou willen dat dit een mooie analogie voor museum Voorlinden zou kunnen zijn. De stille museumwereld ruw opgeschud door de komst van het nieuwe gebouw. Maar zo zie ik het niet.
Natuurlijk, een particulier die een eigen museum bouwt om zijn collectie kunst te laten zien komt in Nederland niet veel voor. Het is een bijzondere en lovenswaardige onderneming. De collectie bestaat daarnaast uit fantastische werken die niet snel in een ander museum te zien zullen zijn. En toch: in de opzet van het museum en het gebouw wringt er iets.
Middelbare school
De aankomst is typisch Nederlands. Geen monorail (Getty Centre, Los Angeles) of boot (MONA, Hobart). Gewoon een parkeerplaats met een stereotiepe fietsenstalling die niet zou misstaan bij een middelbare school. Het is tien over elf, de parkeerplaats staat bijna vol. Het regent licht. Blijkbaar vinden meer mensen het een prachtige dag voor de kunsten. Ik besluit echter – oer-Hollands – te beginnen met koffie. Het restaurant beslaat de hele begane grond van het oude landhuis. Het is even zoeken naar een plek in het labyrint van kamers. Zomers heb je vanaf het terras mooi zicht over de tuin en het landschap, maar op deze dag in februari is er binnen jammer genoeg geen band met de kunst.
Het nieuwe museumgebouw, ontworpen door Dirk Jan Postel van Kraaijvanger, ligt iets verderop. Met luie bochten slingert het pad tussen het landhuis en het museum door om vervolgens halverwege de lange achterzijde van het museum bij de ingang uit te komen. Het is een fijne omweg, zelfs in de regen.
Rommelig effect
Vooraf leek het grote dakvlak het belangrijkste element van het museum te zijn. In het echt voelt het alleen veel minder aanwezig dan op de gepubliceerde foto’s. Dat komt doordat de grote overstekken alleen te vinden zijn aan kopse kant en de lange voorzijde.Het dak creëert de condities voor het tonen van de kunst binnen. Het bijzondere gaatjespatroon filtert het zuiderlicht tot de juiste sterkte. Dit varieert per zaal. Vanwege de open ruimte tussen het dak en het museum verwacht je dat het dak een autonoom deel van het gebouw zou zijn. Het leunt echter via korte pootjes op vier lange muren en een enkele glasgevel. De muren zijn te buiten te herkennen aan het natuursteen. Waar het dak oversteekt is er gekozen voor dunne, dubbel uitgevoerde kolommen waarin de maatvoering van de muren terugkomt. De ruimte tussen het ‘gaatjesdak’ en het eigenlijke gebouw staat bloot aan de elementen en komt vooral rommelig over.
De bijzondere dakconstructie is door het filteren van het licht binnen van grote invloed maar zelf vrijwel onzichtbaar. De opbouw van de ruimtes voelt prettig. Mede omdat de omroepinstallatie en noodverlichting achter het stucwerk zijn weggewerkt, voelen de zalen verstild. Toch voelt het ook onevenwichtig, want bij de kunst hangt wel overal een bordje. Het doet afbreuk aan de eenvoud van de presentatie. Andere musea zoals het eerder genoemde MONA or Insel Hombroich laten dit ook weg, waardoor er nog meer ruimte is voor de eigen beleving van de kunst.
Uit evenwicht
En weer rende er iemand hard langs. De rennende mensen van Creed stelden me gerust. Het was een aangename manier om de tijd te meten terwijl ik op de één van de banken in de lange gang – met uitzicht over het landschap- nadacht. Iedereen rent anders. Dus toch steeds kijken hoe iemand rent, hoe iemand de bocht om draait en weer terugkomt. Het werk van Martin Creed kenmerkt zich door zijn actieve aanwezigheid. Het zijn allemaal ervaringen die je in het museum uit evenwicht brengen.
In het gebouw wisselen muren en grote vlakken glas elkaar af. Het ontwerp poogt binnen en buiten in elkaar over te laten lopen door doorgaande lijnen tussen binnen en buiten. Dit is voor een deel gelukt. Er is namelijk gekozen voor relatief dikke kozijnstijlen die niet zijn weggewerkt in vloer en wanden. Die dikte komt omdat het dak soms ook op deze stijlen rust en dan valt op dat ze eigenlijk weer erg slank zijn uitgevoerd. De hoekoplossingen in de glasgevel verschillen overal. Je mist een eenduidige aanpak. Ook contrasteert de luxe natuursteen erg met de goedkope afwerking van de kozijnen en dakranden. Het zijn kleine dingen, maar het is wel het verschil tussen een gewoon en een perfect gebouw.
Klassieke bibliotheek
Aan de onevenwichtige uitwerking van het ontwerp is te zien dat de architect sterk gestuurd is door de opdrachtgever. Dat gebeurt vaker bij dit type opdracht. De architect wil zo’n project maar al te graag en neemt de beperkingen voor lief[ref]Zelfs Richard Meier moest bij het Getty Center in Los Angeles genoegen nemen met het ontwerpen van de buitenzijde, waarbijen hij ook nog eens gedwongen was om af te wijken van zijn voorliefde voor witte gevelbekleding.[/ref]. Bij Voorlinden zie je dit het beste in de bibliotheek. Deze voelt ontzettend klassiek aan. De gehanteerde vormentaal en materialen passen niet bij de sfeer van het museum. En dat komt doordat de bibliotheek, de winkel en het auditorium zijn ontworpen door de Italiaanse interieurarchitect Andrea Milan, zonder overleg met Postel.
Het riep bij mij de vraag op waarom de bibliotheek geen plek in het oude landhuis heeft gekregen. Dat had qua sfeer beter gepast. Het restaurant had dan, als onderdeel van de nieuwbouw, een relatie met de kunst kunnen aangaan.
Luie kunstbeleving
Het is jammer dat Caldenborgh een klassiek museum heeft gebouwd, dat mogelijk ook binnen het Nederlandse cultuurbestel zo subsidie zou krijgen. Een tegendraadse of eigenzinnige aanpak ontbreekt. Symptoom hiervoor is misschien wel de verhoogde galerij naast het gigantische en indrukwekkende beeld Open Ended van Richard Serra. De ervaring van binnenuit, het puzzelen in je hoofd van het ‘hoe kan dit’ wordt tenietgedaan door een simpele trap, een galerij en overzicht.
Misschien is het wel de luie kunstbeleving waar ik een hekel aan heb. Tussen de metronomen stond een mevrouw zenuwachtig te drentelen. Ze vroeg hoe de zaal met ballonnen was geweest. Zelf durfde ze niet. Typisch een Nederlandse kunstliefhebber. Boven de vijftig, verzadigd en gevormd door de normen van de museumkaart. Natuurlijk heb ik haar de ballonnen in gestuurd. Kunst mag je prikken. En juist daar lijkt het in Voorlinden aan te ontbreken.Hopelijk is de actieve tentoonstelling van Martin Creed het begin van de groei van een paar eigenzinnige stekels.
< Vond je het een goed artikel? Betaal dan de auteur via Blendle >