Vandaag heeft de Taskforce Culturele en Creatieve Sector een zoveelste brief op poten gestuurd naar het ministerie van OCW. Daarin herhaalt de verzamelde koepel van alle creatieve en culturele organisaties de eerder geuite kritiek op de versoepeling van de coronamaatregelen, die vooral voor de cultuursector en het nachtleven geen enkele verlichting brengt.
Speciale aandacht is er voor de DJ’s en technici in het nachtleven en de stilgevallen megamarkt van bedrijfsfeesten. Voor de werkers die daar hun vaak riante inkomen mee verdienden, is alles stilgevallen en rest niets anders dan bedrijfsbeëindiging en bijstand. Omdat zij vaak niet onder een culturele instelling vallen geldt er ook geen enkele trickle down van wat voor steun dan ook. Zij hebben dus hulp nodig, omdat we anders elk groots vermaak kwijt zijn, tot zeker een paar jaar na een mogelijk einde aan de pandemie.
Eerlijker
De aandacht voor de ZZP’ers kunnen we alleen maar toejuichen. Interessant is ook een erkenning van iets wat we signaleerden in een onderzoek naar de besteding van de coronasteun door theaters en popzalen. Uit dat onderzoek bleek dat bij een enkele popzaal en een aantal schouwburgen de steun had geleid tot een forse toename van de reserves.
De Taskforce zegt daar nu over dat er in de sector inmiddels afspraken zijn gemaakt om de coronasteun eerlijker te verdelen. Daarbij is afgesproken dat ‘wordt gewaarborgd dat noodsteun alle onderdelen van de keten bereikt (van maker tot technicus, tot producent en presentatieplek). Hierbij nemen alle private en (semi)publieke partijen verantwoordelijkheid vanuit de eigen plek in de keten en zijn daarbij solidair met alle werkenden; zowel met degenen in loondienst als met zelfstandig werkzame professionals.‘
Fair Practice
Omdat dat kennelijk nog niet helemaal van harte gaat, vraagt de Taskforce de staatssecretaris om een ‘positieve stimulans’: ‘Dit betekent dat generieke en specifieke noodsteun door alle partijen wordt aangewend om werkenden, met inbegrip van zelfstandigen die in opdracht werken, te betalen. Dit kan onder meer door redelijke compensatie van niet uitgevoerde opdrachten, bevoorschotting van nieuwe opdrachten, het inhuren als tijdelijke kracht cq. het in dienst houden van flexwerkers. De Fair Practice Code vormt het uitgangspunt in deze aanpak.‘
Men besluit deze alinea met: ‘Noodsteun mag niet leiden tot structurele toename van de reserves.‘
Stimulans?
Prachtig, maar uit bovenstaande passage valt echter niet op te maken wat de ‘positieve stimulans’ anders inhoudt dan dat het ministerie nog strenger dan voorheen het ‘pas toe én leg uit’-principe van de Fair Practice Code handhaaft bij het verlenen van coronasteun. Hoezeer we de Taskforce ook een warm hart toedragen, lijkt het toch op een smeekbede om strenger optreden tegen sommige leden van de sector die de Fair Practice Code een heel eigen invulling (soms geen) geven.
Het is een symptoom van de problemen die instellingen als Kunsten ’92 en de Taskforce hebben om daadwerkelijk discipline af te dwingen bij alle aangeslotenen. Dit polderen tussen verschillende belangen zou de zaak van de kunstsector kunnen verzwakken.
Gelukkig zitten er nu een minister en staatssecretaris die een reputatie hoog te hebben als redder van de wetenschap en cultuur. We gaan die hard nodig hebben.
De brief lees je hieronder
Fair-practice-bij-nood-en-herstelsteun