Er gaan meer mensen naar populaire kunst dan naar ‘hoge’ of ‘canonieke’ kunst. Onderzoeker Andries van den Broek heeft dat onderzocht. Daarom zijn er nu cijfers die het woord ‘populair’ en ‘elitair’ verklaren. Dus als u dacht: populair betekent vanzelf dat er meer mensen naartoe gaan: dat klopt. Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft het uitgezocht.
Helemaal zinloos is het onderzoek naar het publieksbereik van de kunsten, dat het Sociaal Cultureel Planbureau onlangs presenteerde echter ook weer niet. Uit de enorme berg gegevens en tabellen die het SCP boven water haalde, blijkt namelijk ook onomstotelijk dat die verhouding tussen populair en elitair rotsvast verankerd ligt in de samenleving. Wij wisten dat al uit bijvoorbeeld het onderzoek dat 10 jaar geleden werd gedaan naar de geschiedenis van het theaterbezoek, nu is het ook algemeen bekend: wie opgeleid is, wie ouders en vrienden heeft die in een bepaalde kunstvorm geïnteresseerd zijn, zal er zelf ook in geïnteresseerd raken. Hoe meer opleiding, hoe hoger de kunst, hoe meer levensjaren, hoe klassieker de kunstvorm.
Grootste nieuws is echter dat het overschot van hoger opgeleide vrouwen van middelbare leeftijd bij kunstbezoek helemaal niet bestaat. Deze zogenaamde Joyce Roodnat-factor is fictie: mannen en vrouwen verschillen gemiddeld genomen niet in hun interesse voor kunst, in welke vorm dan ook.
Levert het onderzoek verder nog iets op? Dat valt te betwijfelen. Marketeers en pr-medewerkers moeten echter goed naar de cijfers kijken, want er zitten duidelijke patronen in het bezoek. Film en popmuziek hebben veel met elkaar te maken, en als huis van kunst (museum, concertzaal, theater) heb je een grote plicht een band op te bouwen met je publiek, meer nog dan als maker van kunst.
Dat is een gegeven dat ook blijkt uit de serie interviews met toeschouwers die ondergetekende maakt voor het podiumkunstenvakblad Theatermaker, en waarvan hier een eerste aflevering te lezen is: bezoekers kiezen voor een gebouw en een plek, en daarna pas voor wat er daar te zien of beleven is. Logisch, maar voor veel mensen die actief zijn in de kunstwereld is dat nieuws.
Rest de vraag of er meer publiek naar kunst, hoog of laag, te krijgen is. Daarop geeft het onderzoek na 152 pagina’s helaas geen antwoord. De vragenlijst schijnt daarvoor te beperkt geweest te zijn: men kon als bezoeker bijvoorbeeld niet vertellen of er ook zaken waren die hen juist weerhielden van bezoek. Daardoor konden de antwoorden van niet-bezoekers niet vergeleken met die van de wel-bezoekers.
Gemiste kans. Maar gelukkig kan een volgende onderzoeker op deze manier weer een paar jaar aan het werk.
Reacties zijn gesloten.