Kunst is in rap tempo onbelangrijk geworden. Kunstenaars zijn effectief door populisten weggezet als subsidieverslaafd uitschot. Media laten geen kans onbenut om de gevolgen van de bezuinigingen die daarop volgden te bagatelliseren. Poetin staat op het punt een derde wereldoorlog naar Europa te brengen. In Amsterdam praten zaterdag 6 september drie van de laatste dagbladcritici van Nederland met kunstenaars over nut en noodzaak van sterren boven een recensie.
Of ballen.
Dat kan dus. Iets overbrengen en duiden in 70 woorden. Laat dat nou ook de lengte zijn die veel hoofdredacteuren van papieren media het liefste zien als het om recensies gaat. Maar dan wel met ruimte voor vijf sterren erboven.
Of ballen.
Begrijpelijk dat de journalisten in kwestie zich zorgen maken. Want je zelfrespect ontleen je toch ook een beetje aan de oppervlakte die je op een krantenpagina in beslag neemt. Dat geldt natuurlijk ook voor de kunstenaars. Werk je je een half jaar de blubber aan een schilderij of performance en wat krijg je als beloning? 70 woorden en een stuk of wat sterren.
Of ballen.
Volslagen logisch dus dat recensenten en kunstenaars samen gaan praten over die sterren.
Of ballen.
Een kunstenaar zal zeggen: ‘Maar we zitten allemaal in hetzelfde schuitje! We moeten elkaar juist een beetje steunen!”
Het is niet de eerste keer dat recensent en kunstenaar troost bij elkaar zoeken tegenover een boze buitenwereld. Ik kan het weten, ik heb 15 jaar van dat genootschap deel uitgemaakt. Vast zal tijdens dat gesprek ook nu weer iemand zeggen dat journalisten geen ene zak met kunstenaars te maken hebben. Dat kunstenaars blij mogen zijn dat er überhaupt over ze geschreven wordt.
Een enkele verlichte geest zal zeggen dat heel het land er schande van zou spreken als het kabinet met parlementair journalisten zou gaan praten over de manier waarop die laatsten hun werk doen. En dat de sessie van zaterdag dus een zware aanslag is op de democratie en de persvrijheid.
In een ideale wereld zouden recensenten nooit iets anders doen dan recenseren. Ze zouden geen interviews doen met de mensen over wie ze ook moeten oordelen. Ze zouden het contact met artiesten vermijden. Op vernissages en bij toneelpremières zouden journalisten in een aparte kooi worden opgesloten, om vlak voor aanvang in een speciaal persvak te worden losgelaten. En vervolgens zouden ze zo briljant, persoonlijk, wild, degelijk, vilein, bevooroordeeld en objectief als ze maar willen publiceren over wat ze gezien hebben. Omdat de lezer heilig is en geamuseerd en geïnformeerd moet worden. Liefst tegelijk.
Met ballen.
De werkelijkheid is anders. De krantenrecensent is een eenzame freelancer, die minstens vier keer per week in een theater zit, daar als een vorst wordt behandeld en ook alleen maar praat met collega’s uit het vak en andere kunstmensen. Verder heeft de recensent niet zo’n heel groot sociaal leven buiten de kunst. De recensent is compleet embedded. Maakt integraal deel uit van de wereld waar hij objectief over hoort te oordelen.
Maar het gaat om de lezer. Die wil weten wat de krant vindt. Niet wat de recensent vindt. De lezer wil ook nog wel eens een sappig stukje lezen. In het grote geheel kan het de lezer al jaren geen bal schelen wat de recensent van iets vindt. Zo hoort het ook. Want de krant is de meneer om wie het gaat.
Met of zonder ballen.
Ik ben oprichter van een drukbezochte online nieuwssite over cultuur. Wij plaatsen ook wel eens een recensie, omdat we het niet kunnen laten. Sommigen van ons willen zelfs cijfers geven, in plaats van sterren. Of ballen. Mag allemaal. Maar we experimenteren volop. Onze lezer, die elke seconde tot ons spreekt via Google Analytics en social media, heeft vragen en zoekt naar antwoorden. Die vragen veranderen steeds, en moeten elk op hun eigen manier beantwoord worden. De vraag hoeveel sterren, of ballen een theatervoorstelling bij ons krijgt, heb ik alleen van kunstenaars gehad. Het antwoord op de vraag of een voorstelling die toevallig in de buurt is de moeite waard is, hoort de lezer al van zijn sociale netwerk. En zo hoort het ook.
Wij zijn er voor de duiding, de uitleg van details, het vinden van onverwachte achtergronden en verbanden, het entertainment van het vlammende betoog, de tirade tegen het onrecht van ondeskundige kunstenaars, of politici.
Ik wacht nog op de uitnodiging voor een debat tussen de krantenjournalist en zijn lezer.
De mijne ken ik al.