20 procent meer bezoek aan musea dankzij de museumjaarkaart. Dat levert de musea dit jaar een slordige 14 miljoen euro extra op. Het juichende persbericht over het onderzoek door een gerenommeerd bureau liegt er niet om. Of toch wel? Immers, een half jaar geleden stond in NRC Handelsblad nog te lezen dat de stichting Museumkaart in geldnood verkeerde. Geldnood die veroorzaakt werd doordat de museumjaarkaart veel te populair was geworden.
Hoe valt dat juichen te rijmen met de nood van een half jaar geleden? Immers: toen bleek dat vooral de heropening van het stedelijk, het Rijks en het Van Gogh voor een ongekende toeloop van museumjaarkaarthouders zorgde. Mensen die dankzij die eenmalige uitgave van 50 euro per jaar flink verdienden op het kaartje voor een van die tamelijk prijzige musea. De stichting betaalt de musea vervolgens 60% van het kaartje en financiert dat uit de opbrengst van de verkochte, maar te weinig gebruikte jaarkaarten. Dat is de zogenaamde vrijval waarmee op andere plekken minder goede ervaringen worden opgedaan.
In een reactie op het bericht van Pieter van Os in NRC zei de museumvereniging destijds dat met de grotere toeloop van kaarthouders rekening was gehouden. Zo zou al in de pijplijn hebben gezeten dat de prijs van de kaart per 1 juli 2013 met 5 euro omhoog zou gaan, en is het dure glossy magazine weggedaan, waardoor flink werd bespaard.
De vraag is nu dus of dat voldoende is geweest. De kans is groot, zo schatten wij in, dat de prijs van de museumjaarkaart, dankzij zijn eigen succes, binnenkort weer met een paar euro omhoog gaat. Of dat de aangesloten musea een groter deel van hun extra inkomsten moeten afdragen aan de Museumvereniging.