Dit bericht had een video moeten zijn. Ik was van plan om met de ipad mijn tuin in te gaan, om u in gezelschap van mijn hond Rufus te vertellen hoe belangrijk video is in de hedendaagse kunstcommunicatie. En dan geen goede, mooi opgenomen en rap gemonteerde video, maar knullige, zelfgemaakte, niet erg to-the-pointe video. Die wel heel persoonlijk is. Want dat leerde ik van The Guardian. En het is waar. Want u heeft vast een moment gedacht: zou ik best willen zien.
Woensdag 8 oktober was er een live Q&A met een aantal deskundigen op het gebied van online video. Het ging over kunst. De uitdagende vraag was, wat kunstinstellingen van Pewdiepie kunnen leren. Toen ik die vraag hier stelde, in een vooraankondiging, kreeg ik één reactie:
@cultuurpers doe me een lol!
— Museum Martena (@museummartena) October 3, 2014
Dit vat zo’n beetje het probleem samen.
De Britten en Amerikanen zijn verder dan wij. Althans, de Britten en Amerikanen die aanwezig waren bij het middagje online debatteren over video en kunstcommunicatie. Niet dat we in Nederland geen mooie voorbeelden hebben, maar over het algemeen kijken we nog teveel naar de successen van nieuwe YouTube kanalen als fenomenen uit een andere wereld. Een wereld waar je als kunstinstelling niets mee te maken moet willen hebben. Een museum gaat geen 35 miljoen abonnees krijgen met filmpjes over de laatste expositie.
De vraag is: waarom niet? Want zo moeilijk is het niet. Sterker nog: we denken te veel in traditionele beelden en presentatievormen. Zoveel werd duidelijk. Want wat Pewdiepie kan, kan iedereen. Sterker nog: daarom kijken we erop neer.
Marc Kirschner, oprichter en CEO van het online cultuurkanaal TenduTV/Cultureband, vatte het als volgt samen: ‘Mensen keren zich niet af van de kunsten, maar keren zich alleen af van de traditionele manier waarop ze ermee kennismaken. Voor ons is YouTube een manier om die betrokkenheid te hervinden. In de VS zoeken elke maand ongeveer een half miljoen mensen naar ‘ballet’. Mensen beginnen daar dus met zoeken.’
Opslagplaats
Dat betekent dat je YouTube serieus moet gaan nemen. En dat doen we nu niet. Voor veel kunstinstellingen is YouTube een handige manier om video op te slaan, beaamt Sarah Green: ‘YouTube is een plek om video op te slaan, om er vervolgens naar te linken vanaf je eigen website. Maar terwijl er een geweldige moeite wordt gedaan om de video’s er mooi en goed uit te laten zien, werden ze door bijna niemand bekeken.’
Sarah stopte met haar werk bij musea, en richtte een eigen onderneming op, die video’s maakt die meer aansluiten op het publiek.
Tip: Verzin een plan. Of liever: verzin helemaal geen plan.
Als je in de podiumkunst werkt, zou video je natuurlijke habitat moeten zijn. Maar ook daar loopt het niet echt lekker. Veel trailers van bekende toneelgroepen doen het in Nederland slecht qua reacties en kijkcijfers. Volgens Marc Kirschner ligt dat ook aan de planning: ‘Veel gezelschappen doen twee weken van tevoren een trailer, en dat is veel te laat om je publiek erbij te betrekken. Bovendien is het ook te weinig tijd om de algoritmes van YouTube hun werk te laten doen, waardoor je video ook verschijnt in andere zoekresultaten.’
Bovendien bereiken filmpjes over de voorbereiding vaak alleen maar mensen die toch al geïnteresseerd zijn. Met trailers heb je kans op nieuw publiek, vertelt Chris McGill van Dusthouse.
Marc Kirschner gaat daarin nog verder: ‘Kunstinstellingen beschouwen de trailer als ‘content’. Het probleem is alleen dat dit type inhoud niet goed samengaat met het uiteindelijke doel van de conversatie die je met je film aan wilt gaan: je wilt kaarten verkopen, donateurs werven. 99% van het publiek dat je via YouTube bereikt zal niet in staat zijn om naar je voorstelling te komen kijken, of je museum te bezoeken. Dus moet je ‘content’ maken die op zichzelf al het hele verhaal vertelt. En houd het zo clean mogelijk. Geen datumgegevens dus, want zodra mensen een datum zien denken ze dat de informatie verouderd is. En zo doen ze niet mee aan het gesprek dat je eigenlijk wilt voeren.’
Dat dit stukje geen video is geworden, komt omdat ik mezelf te lelijk vind, het geluid van mijn selfie-video apparatuur beroerd is en ik nu eenmaal vind dat ik beter ben in schrijven dan in praten. Maar we zouden deze angst allemaal moeten overwinnen, want het gaat uiteindelijk helemaal niet om de vorm, maar om de inhoud. Dat zegt ook Chris McGill: ‘Ik heb het altijd vreemd gevonden dat kunstinstellingen bang zijn om iemand sprekend op camera op te voeren, iemand die een rechtstreekse band aan probeert te gaan met de kijkers. Dat is een format dat inmiddels tamelijk dominant is geworden op YouTube en je zou toch zeggen dat deze sector niet verlegen zit om mensen die durven op te treden.’
Dus probeer het eens zo:
http://youtu.be/HM4LsROE5Tk
http://youtu.be/26SySrPnJDY
En dan nu de tips van de kenners:
Doen:
1: wees authentiek
2: maak gebruik van annotaties en andere oproepen om abonnees te werven
3: praat met je publiek over reacties en andere vormen van interactie
4: houd je aan een uitzendschema
5: maak deel uit van de YouTube community. Reageer op andermans video’s met heldere opinies en voeg iets toe aan het ecosysteem.
6: gebruik aftiteling die mensen naar andere relevante content stuurt.
Niet doen:
1: content maken die te lang duurt. Wees redelijk. Niet veel mensen hebben tijd voor een interview van 20 minuten. Houd het dus kort en krachtig, al zijn uitzonderingen mogelijk.
2: metadata toevoegen waarmee je het systeem naar je hand wilt zetten. Dat werkt namelijk niet.