Hoe kun je schrijven over een driedaagse conferentie, waarbij een deel achter gesloten deuren plaatsvond, waarvan de slotavond er op vimeo heel keurig uitziet, maar waarbij de spanning in de zaal om te snijden was?
Met een volstrekt open houding en niet veel meer achtergrond dan een gemiddelde krantenlezer, maar met een heilig geloof in de kracht van de kunsten, ben ik drie dagen in de Balie geweest. De conferentie What’s Art Got To Do With It, Kunst, Politiek, Israel/Palestina sloot af met de bijeenkomst The Impact of Art waarbij het idee was dat de toeschouwer een beeld kreeg van de voorgaande twee dagen. (Over de andere dagen kunt u hier en hier lezen.)
In het deel achter de schermen hadden kunstenaars uit Israël, Palestina, Vlaanderen en Nederland gediscussieerd over kunst in en over Israël/Palestina. Het laatste uur mocht ik erbij zijn en daarin werd de slotavond voorbereid. Verdeeld in drie groepen werden de persoonlijke betrokkenheid, de economische situatie en de voors en tegens van een culturele boycot besproken. Omdat ik het meest geïnteresseerd ben in hoe kunstenaars denken over zichzelf in de wereld en in hun persoonlijke engagement, schoof ik aan bij de eerste groep. Hierdoor was ik nog steeds haast naïef over de spanningen die er in die drie dagen waren gerezen.
Maar wat gebeurde er nou eigenlijk?
De avond startte met een dialoog tussen twee jonge theatermakers, George Elias Tobal en Eran Ben Michael. Na een luchtige vraag naar welke ingang het publiek wil, de optimistische (kunst kan iets veranderen) of de pessimistische (kunst kan helemaal niets veranderen), lijken de twee vrienden hard te botsen over de vraag waar je verantwoordelijkheid ligt als kunstenaar. De Syrische George Elias Tobal vindt de Nederlandse joodse Eran Ben Michael laf omdat hij niet zou sterven voor zijn familie. Voor Eran staat dit zo ver van zijn werkelijkheid af dat hij hier niet eens over kan nadenken. Hij maakt kunst en daarmee uit en daarmee raken deze jongens aan de kern van de avond. Voor ‘ons’ is het Midden Oosten ver weg, hoe betrokken je je ook voelt.
Ook de korte performances van Nir de Volff en Taher Najib gaan over persoonlijke verhalen. Ze maken pijnlijk duidelijk hoe verschillend de leefwerelden zijn van Israëliërs en Palestijnen. Maar ze maken daarmee voor mij ook duidelijk wat de kracht van kunst is: empathie en dialoog.
Daarna wordt het al gauw intenser. In het gedeelte over de politiek-economische context (zeg maar: hoe krijg je geld en moet je daarvoor water bij de wijn doen?) vliegt de moderatie even uit de bocht. Renilde Steeghs zat in het publiek. Zij is ambassadeur voor culturele samenwerking. Naeeda Aurangzeb, de moderator, kwam op haar toegelopen met de vraag wat de Nederlandse agenda is bij het toekennen van subsidies in Israël en Palestina. Steeghs’ antwoord was dat er geen agenda is, maar dat ze samenwerken met kleine Palestijnse fondsen.
Naeeda: “En als een Hamas-minnend clubje nou wil aanvragen?”
“Dan komt het binnen bij een partnerorganisatie die kijkt of het project mensenrechten en samenwerking bevordert.” Keurig antwoord op een niet bepaald open vraag.
George en Eran in hun lange voorstelling, waarop hun scene in de Balie was geïnspireerd.
To boycot?
Het heftigste gedeelte, waarbij een deel van het publiek wegliep, behandelde het nut van een economische en culturele boycot van Israël.
Danseres Nadia Harouri gaat frontaal in de aanval. Ze vertelt hoe ze als tiener naar Oostenrijk kon voor een muziekzomerschool. Zij dacht dat ze uitgenodigd was omdat ze goed was maar dat bleek niet zo te zijn, het was omdat ze Palestijns is en daarom hebben wij medelijden en kopen we ons schuldgevoel af met haar vliegticket. Ook kunnen westerse culturele instellingen zo meer subsidiegeld binnenhalen.
Zij bekritiseert de peace industry, die haars inziens de verhouding tussen bezetter en bezette normaliseert door culturele uitwisseling. Samenwerking is dus verdacht en de ambassadeur krijgt een sneer. Ze weet zeker dat het publiek een verantwoordelijkheid voelt vanwege de rol van hun land tijdens WOII. Ze vraagt het publiek de hand op te steken terwijl ze de verschillende eisen achter BDS (boycott, divest, sanction) noemt. Wie is er niet voor geweldloze interventie? En zo voorts…
Op dat moment lopen een paar mensen weg. Die krijgen ook nog een sneer. “Oh the usual drama, I was asked to present this”.
Dan gaat ze door: “de meeste mensen vonden een boycot tegen Zuid Afrika okay, maar noem het woord boycot en Israël in 1 zin en jullie schieten in een kramp. En dat is volkomen logisch omdat nazi-Duitsland aan het begin van de oorlog vroeg om joodse winkels te boycotten. En ik begrijp dat volkomen maar het is niet juist in deze context.” Ze vervolgt met stellingname voor de BDS, ondanks bezwaren en dat het niet tegen kunstenaars is maar tegen de staat en door de staat gefinancierde kunstenaars zoals Batsheva Dance Company, een propagandavehikel van de staat.
Haar voordracht is zo kalm en beleefd dat het even duurt voor het publiek doorheeft hoe het bespeeld wordt. Maar na afloop hoor ik veel protest.
Or not to boycot?
Gary Feingold reageert door te zeggen dat hij een haat-liefde-verhouding heeft met Israël omdat hij er veel vrienden heeft en omdat hij er enkele jaren gedanst heeft. Hij is ex-directeur van Dancing On The Edge en de culturele boycot vond hij altijd het moeilijkste onderwerp omdat individuele kunstenaars doorgaans niet in de gelegenheid zijn om een regering te beïnvloeden of te veranderen en omdat ze vaak afhankelijk zijn van overheidssubsidies.
Hij vertelt hoe bij het eerste festival er gezelschappen uit Israël, Iran, Irak, Syrië en Egypte waren. Een Palestijns gezelschap haakte af vanwege de culturele boycot. Andere Arabische gezelschappen wilden niet in het zelfde hotel verblijven of in het zelfde programma staan als de Israëliërs . Ook wilden ze geen foto’s waar ze met Israëliërs opstaan, want dat kon gevaar opleveren bij terugkeer. Met dat laatste kon Gary instemmen. Uiteindelijk kwamen de Israëliërs bij de Syriërs aan tafel omdat de ruimte beneden waar ze eigenlijk zouden moeten eten vol was en er boven bij de Arabische tafel nog wel ruimte was.
Denkt hij echt dat je de bezetting kunt beëindigen met een gesprek tussen kunstenaars?
Nee natuurlijk niet, het gaat om geopolitiek, land, mensenrechten en geld. Maar helpt het iemand als er geen dialoog meer is tussen individuele kunstenaars? En is het niet effectief om Israëlische kunstenaars hierheen te halen die meestal heel kritisch staan ten opzichte van de bezetting en heeft dat niet meer impact dan wanneer Palestijnen dat zijn? Economische boycot, daar kan Feingold mee leven, maar boycot van kunst en intellectuelen? Nee. Daarmee ontzeg je ook veel tegengeluiden. Zijn redelijke geluid oogst veel bijval.
Als ik een ding geleerd heb, dan is het dat er niets neutraal is in dit conflict. Of deze bezetting. Want zelfs deze twee woorden zijn beladen. De kunsten dreigden uit het zicht te raken in die laatste discussie. Ik blijf heilig geloven in kunst. En in de dialoog die kunst kan entameren. Maar ik besef wel dat ik makkelijk praten heb.
Boeiend stuk over zo’n ontzettend ingewikkelde kwestie!
Reacties zijn gesloten.