Muziekvakstudenten zijn over het algemeen conservatief. Toen ik in de jaren negentig muziekwetenschap studeerde konden we voor maar vijf gulden naar de concerten in nieuwe-muziektempel de IJsbreker. Gretig benutte ik deze mogelijkheid om voor een habbekrats de allernieuwste noten te horen van levende componisten als Pauline Oliveros en Sofia Goebaidoelina. Ik zag er nooit één medestudent. Nog altijd ben ik verbaasd als jonge musici me trots hun eerste cd’tje toesturen – met alwéér een opname van Beethoven of Brahms.
Het Conservatorium van Amsterdam vatte die behoudende koe bij de horens en startte in 2014 de Masterspecialisatie Nieuwe Muziek. – En riep meteen ook maar een eigen ensemble in het leven, Score Collective. Op woensdag 25 november wijden ze in TivoliVredenburg een concert aan bekende stukken van Heiner Goebbels en Martijn Padding. Bovendien houden zij een werk ten doop van de IJslandse compositiestudent Gísli Magnússon (1988). Ik sprak hierover met Arnold Marinissen, studieleider van de Masterspecialisatie Nieuwe Muziek, en met dirigent Jurjen Hempel.
Waarom werd Score Collective opgericht en voor wie is het bedoeld?
Arnold Marinissen: ‘Het initiatief kwam van de directie van het conservatorium, in samenhang met de start van de Masterspecialisatie Nieuwe Muziek. De artistieke coördinatie ligt in handen van Joël Bons en mij. De kern van het ensemble bestaat uit Masterstudenten die de specialisatie volgen, maar ook andere studenten met een hart voor nieuwe muziek zijn van de partij. Zo heeft het Conservatorium van Amsterdam (CvA) een permanent platform voor het werken aan en uitvoeren van nieuwe muziek. Dit gebeurt nadrukkelijk ook in samenwerking met de compositieafdeling.’
Is deelname verplicht?
‘Nee, maar zodra iemand is ingedeeld bij een project is meewerken niet meer vrijblijvend, de studenten krijgen er tenslotte studiepunten voor. Bij het samenstellen van het ensemble wordt goed gekeken naar hun wensen en voorkeuren en naar hun expertise op het gebied van nieuwe muziek. We doen drie à vier projecten per jaar. Voor elk daarvan wordt een dag of vijf gerepeteerd, met daarnaast een enkele groepsrepetitie voor de afzonderlijke secties. Dan is er natuurlijk nog de individuele voorbereiding. Een programma wordt doorgaans twee keer uitgevoerd, één keer binnen het CvA, één keer in een grote zaal daarbuiten. Veel studenten geven na afloop aan een volgende keer graag weer mee te willen doen. Dat geeft een goed gevoel!’
Hoe lang zitten de studenten in Score Collective?
‘Een student uit de Masterspecialisatie Nieuwe Muziek zal tijdens zijn studie van twee jaar vrijwel aan alle projecten meewerken. Zij vormen de kern, andere studenten spelen regelmatig. Wanneer iemand een ongebruikelijk instrument bespeelt komt deelname ook wel sporadisch voor, maar we zetten in op regelmatig spelen. Dat geeft de beste kansen om in het repertoire te groeien. Als iemand al als Bachelor-student mee heeft gedaan, kan het zomaar gebeuren dat hij of zij vier of vijf jaar van de partij is. Sommigen zijn trouwens al geregeld te gast bij bijvoorbeeld Asko|Schoenberg, Nieuw Ensemble en Nederlands Blazers Ensemble. Die visten al vaker in deze vijver.’
Is het moeilijk de studenten te motiveren?
‘Door het zorgvuldig samenstellen van het ensemble is er vanaf het begin voor elk project een grote motivatie geweest. Een enkele student start een eerste keer met koudwatervrees, maar vrijwel altijd slaat die om in enthousiasme. Ook de repetities voor het Goebbels/Padding-project waren daarvan een mooi voorbeeld. Sommigen die nog niet zo veel ervaring hadden met nieuwe muziek, begrepen de muzikale taal achter de notatie niet meteen. Dat leidde tot onzekerheid: ik snap het niet, wil ik dit wel?
Doordat tijdens het repeteren de taal begrijpelijk werd, ging de muziek voor hen leven en kregen ze er als vanzelf plezier in. Dat is fijn om te zien, en geeft vertrouwen voor het voortzetten van de plannen. Inmiddels zijn er trouwens flink wat vakgroepen waarin hedendaagse muziek in het bloed zit: Brahms en Beethoven zijn vaak al een goed huwelijk aangegaan met Berio en Boulez.
Wie stelt de programma’s samen en hebben de studenten daar inbreng in?
‘Joël Bons en ik stellen primair de programma’s samen, in overleg met de dirigenten en met Sven Tepl, hoofd klassiek van het conservatorium. Maar het gebeurt steeds vaker dat studenten bij mij aankloppen met suggesties, of vragen mee te mogen doen met een project. Ook de compositiestudenten hebben door de stukken die ze voor het ensemble schrijven een belangrijke rol in en invloed op de programma’s.’
Wat zijn de criteria en overwegingen bij het kiezen van de werken?
‘De stukken moeten belangrijk zijn binnen het repertoire uit de afgelopen decennia, vanaf pakweg 1950. Ook moeten de studenten iets hebben om hun tanden in te zetten, terwijl het tegelijkertijd haalbaar moet zijn binnen een redelijke voorbereidings- en repetitietijd. De composities moeten muzikaal bijzonder zijn, en samen een goed programma opleveren. In die zin gaat het ook gewoon om programmering: het samenstellen van mooie concerten, die voor studenten en publiek de moeite waard zijn.’
Vanwaar de naam ‘Score Collective’ (Partituurcollectief)?
‘Die is gekozen omdat een groep musici zich gezamenlijk met partituren bezighoudt – met dat waarvan componisten altijd droomden dus!’
Maar ook Beethoven en Brahms worden gespeeld volgens een partituur.
‘Zeker, maar hoe verser de muziek, hoe groter de noodzaak je over de partituur te buigen. De studenten bestuderen de partituren omdat er iets in te ontdekken valt, zeker in hedendaagse muziek. Het gaat erom te leren begrijpen wat er allemaal bij een uitvoering komt kijken. Bij moderne muziek weten we dat veel minder dan bij het klassieke repertoire; een nieuw stuk moet je je zelfs helemaal zonder enig voorbeeld eigen maken. Maar absoluut, ook in Brahms en Beethoven kun je je nog altijd opnieuw verdiepen, dat houdt nooit op. Zo bekeken is het verschil tussen oud en nieuw repertoire kleiner dan je denkt. Alle muziek was ooit nieuw, en alle muziek wordt ooit oud. – Een geruststellende gedachte.’
Proef ik ook een woordgrapje – (S)core, als verwijzing naar het kernrepertoire van na 1950?
‘Ha, daar hadden we nog niet aan gedacht, maar het is een mooie link.’
Bepalen de studenten zelf met welke dirigent ze willen werken?
‘Nee. Het januari-project wordt altijd geleid door Ed Spanjaard, docent directie aan het CvA. Het novemberproject staat steeds onder leiding van een wisselende dirigent met expertise in specifiek repertoire. Deze keer betreft het Jurjen Hempel, die zich graag eens opnieuw op het werk van Heiner Goebbels wilde werpen. De feedback van de studenten wordt overigens serieus meegenomen in het nadenken over toekomstige dirigenten.’
Van Heiner Goebbels worden twee delen gespeeld uit ‘Surrogate Cities’. Hoe zou je zijn werk omschrijven?
‘Heiner Goebbels is een componist met een ongelofelijke zin voor klank, instrumentatie, sfeer en spanningsboog. Zijn muziek is vaak wat donker en broeierig en getuigt van een enorme kennis van en brede liefde voor bestaande muziek. Hij is een eclectische componist in de allerbeste betekenis van het woord. Zijn reputatie onder kenners is groot, maar vrijwel niemand van de studenten kende hem; ze kunnen simpelweg nog niet alles kennen.
Beide stukken nodigen de spelers uit zich onder te dompelen in de bijzondere wereld die Goebbels met zijn muziek oproept. Toewijding bij de voorbereiding en tijdens het repeteren is voldoende: de muziek is zo uitnodigend dat zij, samen met een goede dirigent en in ons geval ook de aanwezigheid van de componist, als vanzelf groeit naar een bevredigend resultaat. Goebbels was één dag bij de repetities aanwezig en gaf de studenten in die korte tijd een compacte maar enorm waardevolle injectie.’
Er klinkt ook een nieuw werk van de compositiestudent Gísli Magnússon, hoe past dat bij de stukken van Goebbels?
‘Gísli schreef zijn stuk speciaal voor dit programma, op verzoek van Score Collective. Het heet Ódáoahraun, vernoemd naar het grootste lava-veld in IJsland. Deze compositie kan worden beschouwd als een blik over Ódáôahraun en twee nabijgelegen landschapselementen: het meer Askja en de berg Heroubreio. Waar Goebbels in zijn stukken inzoomt op alle denkbare aspecten van de stad, richt Gísli zich – bijna als tegenwicht – sterk op de natuur van zijn moederland, IJsland.
Zijn muziek doet mij soms denken aan die van Iannis Xenakis. Hij schept klanklandschappen en heeft een grote interesse in de specifieke kleuren van de verschillende instrumenten. Er zijn ook grote contrasten tussen kaalheid en muzikale drukte. Ik ervaar zijn stuk als een tocht door een landschap. Overigens is ook zijn muziek wat donker en broeierig. Er zijn dus zowel parallellen als verschillen met Goebbels.’
Wat is het verschil in aanpak tussen Ed Spanjaard en Jurjen Hempel?
‘Ed Spanjaard laat tijdens het werken met de studenten echt lichtjes aangaan wat betreft de aard van de muziek. Buitengewoon inspirerend en enthousiasmerend, net als Jurjen Hempel. Die weet tijdens een repetitieproces heel goed de logica van de partijen in de vingers van de studenten te brengen en heeft daar groot plezier in. Hij organiseert het samenspel zo dat een uitvoering wel móet lukken. Dat was goed te horen tijdens het lunchconcert hier op het CvA op 6 november, dus we verheugen ons erg op het concert in TivoliVredenburg!’
Jurjen Hempel, wat trekt jou in de muziek van Goebbels?
‘Zijn muziek is geweldig theatraal en ongekend sterk in concept. Een enkel idee wordt door hem rustig en consequent uitgewerkt. Vanaf het eerste moment dat ik de cyclus Surrogate Cities hoorde was ik erdoor gefascineerd. Vanwege de rijkdom van de orkestratie en een bijzondere originaliteit in het verbinden van concrete geluiden, jazz en popmuziek met eigentijdse orkestklanken. Toen ik destijds hoorde van het bestaan van een ensembleversie van Sampler Suite greep ik onmiddellijk de kans om deze in Genève uit te voeren met Ensemble Contrechamps. Dat was in 2005.’
Wat was de inbreng van Goebbels?
‘Het was heel bijzonder dat hij de moeite had genomen om speciaal voor één repetitie vanuit Frankfurt naar het Amsterdams Conservatorium te komen. Het was heerlijk hem erbij te hebben. Hij is open, goedgehumeurd en heeft scherpe oren. Hij is buitengewoon positief naar zowel de musici toe als naar mij, de dirigent. Ook is hij sterk betrokken bij de geluidskwaliteit van de versterking, zo wilde hij absoluut dat er subwoofers bij geplaatst zouden worden. Hij heeft daarnaast een gezonde fascinatie voor slagwerk en aanverwante instrumenten.’
Je werkt met masterstudenten van het conservatorium, hoe is dat?
‘Wat als eerste opvalt bij deze masterstudenten is hun ongekende technische vermogen. Als dirigent kun je met deze jonge mensen zonder problemen op professioneel niveau repeteren.
Dat is een verschil met het Jeugdorkest Nederland waarvan ik vaste dirigent ben. Dan praat je over soms nog middelbare scholieren, eigenlijk onvergelijkbaar. Bij dat orkest met jonge talenten ben ik een groot gedeelte van mijn tijd vooral orkesttrainer. Met Score Collective kan ik me echt verdiepen in de nuances van een partituur.’