‘Een bevlogen dirigent, met een intelligente benadering van de partituur, een heldere slag en het vermogen een koor mee te slepen in zijn visie. Aldus de jury van de Kersjesprijs over Lodewijk van der Ree (1986), die dit jaar de directieprijs in ontvangst mocht nemen. Ik werkte al vaker met hem samen en kan deze uitspraak van harte onderschrijven.
Carte blanche voor Cappella Amsterdam.
In 2018 modereerde ik een openbare repetitie en een inleiding in Muziekgebouw aan ’t IJ, naar aanleiding van de wereldpremière van La porte de l’enfer van de Spaanse componist José Maria Sánchez-Verdú. Het stuk was gecomponeerd in opdracht van de Strijkkwartet Biënnale, voor Cappella Amsterdam en Quarteto Quiroga. Ondanks de beperkte repetitietijd voerde Lodewijk de zangers en musici met verve door de vooral uit fluisteringen, zuchten en mysterieuze klankerupties bestaande compositie.
Een jaar later gaf Cappella Amsterdam hem carte blanche voor een avondvullend concert, eveneens in Muziekgebouw aan ’t IJ. Van der Ree stelde een bijzonder programma samen onder de titel Time and the Bell. Deze verwijst naar een versregel van T.S. Eliot die Sofia Goebaidoelina gebruikte voor haar gelijknamige compositie voor sopraan en strijkoctet, waaruit alleen het deel voor solosopraan werd uitgevoerd.
Oude muziek naast wereldpremière.
Het concert vormde een mooie illustratie van de brede oriëntatie van Lodewijk van der Ree. Naast muziek van de Vlaamse polyfonist Johannes Ockeghem plaatste hij de wereldpremière van Kuma van de Estse Liisa Hirsch, geïnspireerd op een van de klokken van de Kathedraal van Rostov in Rusland. Mooi ook dat hij de moderne klassieker Mortuos plango van de Britse componist Jonathan Harvey op de lessenaars zette en het concert besloot met het zelden uitgevoerde Nachklänge van de Nederlander Robert Heppener.
Na afloop van de prijsuitreiking op 3 december 2019 in het Concertgebouw vroeg ik Van der Ree naar zijn plannen. Hij blijft – in ieder geval voorlopig – koordirigent. Geen wonder, want hij heeft een grote affiniteit met de menselijke stem en begon zijn carrière als zanger. Vanwege zijn relatie met de Estse componiste Evelin Seppar woont hij tegenwoordig in Tallin, waar hij de veel geroemde koorpraktijk van binnenuit kan bestuderen.
Onzichtbaar.
Waar orkesten wereldwijd qua klank steeds meer op elkaar gaan lijken, behouden koren volgens Van der Ree hun eigenheid. ‘De taal bepaalt in sterke mate de klankkleur van een koor.’ Gevraagd naar de verschillen in zang tussen Esten en Nederlanders merkt hij op dat de eerste wat logger zijn. Met als nadeel dat ze muziek van polyfonisten als Monteverdi minder zwierig zingen dan Nederlanders, maar als voordeel dat zij perfect de zwaarmoedige, donkere klank van Russische muziek van bijvoorbeeld Rachmaninov over het voetlicht brengen.
Het prijzengeld van € 15.000 gaat hij besteden aan masterclasses bij bewonderde dirigenten als Grete Pedersen en Marcus Creed. Maar vooral van belang acht hij goeie persfoto’s en een eigen website: ‘Ik ben nu wat onzichtbaar.’
Daar zal ongetwijfeld snel verandering in komen.
Je beluistert ons gesprek hier.