Er is minstens één reden om naar Porca Miseria, het nieuwste werk van Trajal Harrell, te gaan kijken. Het Holland Festival is dit weekend gastheer voor de Amerikaanse choreograaf die vooral bekend is van zijn Vogueing werk, en de soundtrack van zijn trilogie is ronduit prachtig.
Beginnend met Willie Nelson en eindigend met de Lamento della Nimfa waarmee Claudio Monteverdi begin 17e eeuw een grondschema legde voor talloze popsongs in de 20ste eeuw, dat werk. En dat is dan nog maar het eerste deel van de trilogie, Deathbed. In deel drie hoor je opeens Bruce Springsteen als begeleider van een gemeubileerde modeshow. In het postmoderne dansuniversum van Harrell is het de gewoonste zaak van de wereld.
Koning van de Vogue
Harrell is de koning van het Voguen, de dansstijl die in de jaren zestig in de VS ontstond, maar die wij hier vooral leerden kennen dankzij Madonna. Vogueing is poseren, doen alsof het hele leven een modeshow is en aldus paraderen op hoge hakken, of, bij gebrek daaraan, zoals de dansers van Harrell: op blote voeten en op je tenen.
Die dansers van Harrells gezelschap zijn een volgende reden om Porca Miseria te gaan zien. Ze zijn bij elkaar gezocht op uitstraling en eigenzinnigheid, en niet op de pezige, soms nogal uitgehongerd ogende eenvormigheid die je bij veel dansgroepen ziet. Een fragiele performer met ijzeren lijf staat hier gebroederlijk naast iemand van 2 meter met het lijf van een gewichtheffer of een bouwvakker. En dan blijkt die gewichtheffer vederlicht te kunnen bewegen, haast te vliegen, terwijl dat stalen lijfje zo hoekig kan bonken dat de vloer ervan trilt. Of was dat die bouwvakker?
Postmodern gedeconstrueerd
De drie vormen van misère die Harrell behandelt, hebben verder wel te lijden van wat ik maar zal definiëren als kunstzinnige moeilijkdoenerij. Zo is er bij het eerste deel, dat eindigt met een dodenmars voor één van de dansers, naast de modeshow ook veel gedoe met onbegrijpelijke betekenissen die door papiertjes, teksten en handelingen worden gedemonstreerd. De dansers, die kennelijk in het oorspronkelijke concept tussen het rondlopende publiek zouden moeten bewegen, bevinden zich op een wit podium voor kastjes die het bovenkantje van kleine turn-elementen blijken te zijn.
In deel twee beweegt een nogal eigenzinnige Slinger van Foucault over een landschap van snuisterijen. Mogelijk zegt dat iets over het eerste deel, maar de vrijheid om te interpreteren stoort eerder dan dat hij houvast biedt.
Losse bereidingen
In dat tweede deel, gewijd aan de Griekse tragedieheldin Medea, staat verblindend licht verder waarschijnlijk voor de zonnewagen waarmee ze na het einde, en de gruwelijke moord op haar kinderen en rivale, de plaat poetst. De wereld blijft in tranen achter. En dat huilen gaat dan weer door merg en been, wat in schril contrast staat met de tragedie zelf, waarin een koor van vrouwen de heldin om haar standvastig optreden toejuicht.
De – overigens prachtig – gefilmde performance is typisch postmodern gedeconstrueerde kunst. Zoals je een maaltijd eet die alleen nog ‘bereidingen’ bevat van de losse ingrediënten, en je daar zelf de samengestelde oerversie van mag bedenken. Of niet, zolang je maar niet te veel proeft, of juist wel.
Fashionpunk
Dat gebeurt ook in het laatste deel, dat is gebaseerd op de Amerikaanse film- en theaterklassieker Cat on a hot tin roof van Tennessee Williams. Hier zien we, voor ingewijden zoals ik, die vaker langskomen, een leuke parallel met de Ring des Nibelungen van het Schauspielhaus Zürich die later deze week nog in het Holland Festival te zien is. Bij die Ring-bewerking krijgen nu eens de sprakeloze personages uit Wagners magnum opus het woord.
In Harrells Cat-bewerking is het het personeel van het rampzalige huishouden dat al voguend modeshow mag lopen met elementen uit het decor van film en toneelstuk als kledingstuk. Hoe je van oversized bankkussens en dekbedden toch nog een leuk Parijs catwalk-dingetje kunt maken: heel grappig om te zien en een absolute tip voor carnaval.
Het resultaat van deze Cat is een dik drie kwartier durend fashion punk commentaar op de Amerikaanse cultuur waar ik maar moeilijk echt voelbare diepgang in kon ontdekken. Uiteindelijk is Porca Miseria daardoor een beetje zijn doel voorbijgeschoten en blijft een beeld hangen dat niet verder komt dan: we amuseren ons dood.
Maar dat wisten we al.