Moby Dick; or, The Whale is het laatste gesammtkunstwerk van kunstenaarscollectief Moved By The Motion, Schauspielhaus Zürig en Wu Tsang. Haar bewerking van de grote Amerikaanse klassieker even gelaagd als het boek. Waar Herman Melville verslagen, wetenschappelijke bronnen en monologen gebruikt, zet Tsang film en muziek in.
In een collage van theatrale performances, dans, found footage, animatie en documentatie natuurbeelden, zien we de jacht op de witte walvis. De hele filmgeschiedenis komt voorbij met het gebruik van achtergrondprojecties en tussentitels. Ook binnen het beeld experimenteert Tsang met het medium: de documentaire beelden en de found footage zijn op 4:3 formaat, het oude zwijgende filmformaat, de rest is in breedbeeld.
De begeleidende score van Caroline Shaw en Andrew Yee wordt live gespeeld door orkest Bryggen. Daaronder zit nog een laag geluid en muziek van DJ Asma Maroof, die met ronkende geluiden het orkest soms overstemt. Waar het orkest een lyrische, op Europese leest geschoolde composite speelt, geeft de score van Amoof de donkere ondertoon, de dreigende geluiden van een naderende ondergang.
Welk perspectief kies je?
Wie het laatste woord heeft, heeft het recht op geschiedschrijving. In Tsang versie is niet alleen walvisvaarder en avonturier Ishmael een overlevende, maar ook de onder-onderbibliothecaris, gespeeld door de zwarte dichter en filosoof Fred Moton. Hij is Zwart, queer en radicaal, en schrijver van onder meer The Undercommons, een serie essays over macht en controle vanuit Zwart perspectief. Een goede en subversieve keuze om hem de enige gesproken rol te geven.
De rest van de film is zwijgend, nog zo’n subversieve keuze. Het perspectief ligt niet meer bij Melvilles Ishmael, Tsangs Moby Dick is postkoloniaal en genderqueer. De onderbibliothecaris draagt blauwe glitteroogschaduw en draagt een wijd gewaad en kralenkettingen in zijn onderwaterbibliotheek. De vraagtekens die Melville bij macht zet, worden hier uitroeptekens. De latente homo-erotiek wordt uitvergroot. Het dominante witte mannelijke narratief wordt doorbroken en hoe kan dat beter dan de stem letterlijk weg te laten? Nu moeten we wel nadenken over wiens verhaal we zien.
Over macht en natuur
De machtsstructuren aan boord van het walvisschip staan ter discussie. Kapitein Ahab is niet meer “a grand, ungodly, god-like man” zoals hij in Melvilles versie is, maar een megalomane, op wraak beluste gek. Hij wil koste wat kost wraak nemen op de witte walvis die zijn been afbeet. Hem maakt het niet uit dat hij de levens van zijn voltallige bemanning meesleept in zijn ondergang. De witte man als verwoester van zowel de levens van zijn crew als van de natuur. De parallellen met de verwoesting van de natuur nu zijn talrijk. Treffend is de close-up van een walvissenoog dat verandert in een bloedrode draaikolk.
Een van de belangrijkste personages is de Queequeg, de eerste harpoenier. Een prachtige vertolking door Tosh Basco, Wu Tsangs vriendin en vaste medewerker. Bij Melville is hij een eilander, heeft een verzonnen etniciteit en is kannibaal, Melville had weliswaar oog voor de positie van arbeiders, maar ze moesten wel wit zijn. In deze postkoloniale bewerking is Queequeg een mysterieuze gender-ambigue harpoenier met agency. Zo zijn er meer subtiele en minder subtiele aanpassingen in de oorspronkelijke tekst.
Een laat-kapitalistische vertelling?
In de drijvende fabriek die zo’n schip is, zien we de collectiviteit van het verwerken van walvissen. Zeelui bewerken de blubber, voor de gelegenheid blauw en fonkelend, en laten daarbij bijna het leven. Alles voor de winst is wederom een kritische verwijzing naar onze laat-kapitalistische maatschappij. Net als de scene waarin ze de walvishuis, een soort rubberachtige stof op een houten frame, met messen bewerken. Ik moest denken aan een zeil: hoe kun je varen als je je zeil vernietigt? Hoe hard zijn we bezig om ons eigen graf te graven?
Wu Tsang is Moby Dick pas gaan lezen na een postkoloniale lezing over het boek. Aanvankelijk dacht ze dat zo’n stoer mannenboek niets met haar leven te maken kon hebben. En hoewel ze het racisme abject vindt, zitten er genoeg bruikbare elementen in het boek om een film en een videoinstallatie ( te zien in de Whitney biënnale) erop te baseren. Maar wel met een nieuwe en politieke interpretatie van Sophia Al-Maria en het hele collectief waar ze mee werkt. Een waarin ze het dominante narratief doorbreken en ruimte bieden aan gemarginaliseerde stemmen.
Die pluriformiteit, die terugkomt in de veelheid van vormen en stijlen, is een lust voor het oog en voelt logisch en organisch aan. Je voelt dat er een heel collectief achter deze bewerking zit. Het doet recht aan de gelaagdheid van Melvilles roman, zonder deze op de voet te volgen. Je kunt opmerken dat het te veel wil en te veel kanten op schiet.
Maar ik heb me vergaapt aan de visuele kracht, de verbeeldingskracht en het lef van deze groep performers.