Twee musea voor de prijs van één. Met een Mona Lisa in de maak. Op 20 km van de Nederlandse grens. Wat is mooier? Het gebouw of de collectie? Afgelopen weekend heropende het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, na liefst 11 jaar. En dat dreunt door tot ver buiten de havenstad.
Ik loop naar binnen met een Deense kunsthistorica, die zegt te vloeken en tieren om de priegelige tekstbordjes in de Kopenhagense musea. ‘Ik was laatst in het Designmuseum en daar werd de uitleg geprojecteerd op de vloer tussen mijn voeten, volstrekt onleesbaar.’ Hier in het nieuwe KMSKA staat ze te juichen. ‘Wat een mooie bordjes. Wat een leesbare letter, wat een compacte tekst.’
‘En keurig geplaatst, náást het betrokken kunstwerk, kom daar eens om’, voeg ik toe.
De teksten zijn plastisch en speels; ver weg van het vaak intimiderende conservatorenproza in Nederlandse musea. “Hemel. Kunstenaars brengen het onzichtbare in beeld. (…) Hemelbewoners worden schepsels van vlees en bloed, zondaars worden monsters.”
Het zijn niet de belangrijkste vruchten van de renovatie, maar het toont KMSKA’s warme oog voor het belangrijke detail. De ‘signalisatie’ van het vernieuwde museum voert je desgewenst aan de hand van dikke gouden picto’s naar toiletten als nachtclubs, met witlederen, zwaar gecapitonneerde wanden, en met leer bespannen toiletdeuren die als een kluis achter je dichtvallen.
Maar daar heb je natuurlijk geen 11 jaar grondige renovatie voor nodig.
Vliegende heiligen
Er stond drie jaar voor. Maar ‘het is een beetje uitgelopen’, zei de directie met gevoel voor ironie. De beroemde, huizenhoge Rubens-schilderijen zijn door grote luiken in de catacomben verzonken en 11 jaar aaneen verstopt. Bovengronds woedde de restauratie en werd het afgeleefde19de-eeuwse museumgebouw hersteld in zijn volle grandeur. Een dik decennium later werden de Rubens-stukken weer opgetakeld naar een fonkelnieuwe omgeving.
De majesteitelijke Rubens-zaal, vol vliegende heiligen en corpulente blote jongetjes, is de stralende zon van het nieuwe KMSKA. Daaromheen kleven een twintigtal thematisch gelabelde zalen met éénwoordige motieven als Helden, Salon, Levenslessen, Licht, Vorm. Kleur, Roem, Macht, Hemel, Verlossing en Lijden. En dat alles in een ‘transhistorische’ – de gidsen raken niet uitgepraat over de ‘transhistorische dialogen’ – opstelling. Dat betekent portretten, busten, landschappen en installaties van alle tijden door mekaar. En het werkt.
Bordeelrode zalen
Maar eerst moet de bezoeker kiezen. Worden het de historische zalen vol kunstwerken van vóór 1880? Of blief je liever modernere kunst? In het eerste geval ga je rechtdoor, naar de hoge, bordeelrode zalen met pre-1880 kunst en royale, fluwelen mijmerbanken. Of je slaat linksaf en neemt de ‘Stairway to Heaven’, een 40 meter lange, fel aangelichte trap, waarop bezoekers langzaam overgaan in ziekenhuiszalen met oogverblindende schaatsvloeren, waar je bijna niet op durft.
Het eerste uur snap je geen barst van het gebouw en loop je verdwaasd rond. Waar is het oude gebouw gebleven? Het zit zo. De architecten spreken niet van een uitbreiding, maar van een ‘inbreiding’ (zie bijgaande afbeelding): alsof er een spierwit ruimteschip door het dak is ingedaald, waarna het oude gebouw (van 1890, ongeveer half zo groot als het Amsterdamse Rijksmuseum) zich weer sloot als een oester. Niks aan de hand. Alle gevels zijn nog net als vroeger. 40 procent extra expositieruimte erbij zonder dat je het ziet van buitenaf.
Dat is knap en bijna sprookjesachtig. De (Nederlandse) architect hiervan heet Dikkie Scipio. Zij is van KAAN Architecten (bekend van de Zalmhaventoren in Rotterdam en de nieuwbouw van de Rechtbank Amsterdam). Scipio maakt de vergelijking met “een stuk spekkoek”. Een gebouw in een gebouw. Laag na laag ingeweven. Een toverachtige ingreep van 11 jaren die je pas begrijpt als je een paar uur rond loopt. Ofwel: je gaat het pas zien als je het doorhebt. De opstelling helpt: historische details en futuristische objecten lopen in het KMSKA naadloos in elkaar over.
De trait-d’union tussen de Vlaamse Meesters en de Modernisten is James Ensor. Het KMSKA heeft de grootste Ensorcollectie ter wereld en die wordt gevierd met vele van zijn topstukken. Van visgraatparket via Ensor naar de ijsvloer met René Magritte, Modigliani, Rik Wouters en het kijkdoosachtige instagrammoment van het KMSKA: het blitse Color Method in 7 Layers van Boy & Erik Stappaerts. Om je bij de les te houden zijn er tussendoor installaties van Christophe Coppens. Levensgrote, paarsrode pluchen dromedarissen, detail uit Rubens’ De aanbidding der koningen erachter. Een reusachtige, knokige hand die draait boven je hoofd, uit Marinus Van Reymerswales schilderij. Een grote dinokop tussen de oude meesters. De druipende neus. Een spookachtig been uit de muur in de witte zalen. Uitbundig Vlaams surrealisme op zaal. Soms wat gezocht, maar het verveelt nooit en het ontheiligt de bloedserieuze kunst.
Museum zoekt Mona Lisa
De innigste wens van elke museumdirecteur ter wereld: het bezit van een eigen ‘Mona Lisa’. Zo’n kunstwerk waarvoor de mensen naar je museum stromen. Zoals de Nachtwacht, of het Meisje met de Parel. Het KMSKA zet hoog in met de marketing van zijn Jean Fouquets Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen (ca. 1452), een schilderij van Maria en Christus, omringd door felrode en blauwe engeltjes. Er is een speciale Madonnazaal voor gemaakt, die nagenoeg leeg is, op de witte Madonna na: een bleek kind als een robot op schoot, een Madonna met een met blote, geometrisch ronde borst. Alsof het paneel dit jaar is gemaakt door een begaafde graffiti-kunstenaar. Tegenover de Madonna hangt een klein modern schilderij: Luc Tuymans’ Der diagnostische blick IV, een portret van een patiënt met borstkanker. Schokkend.
De missie van de KMSKA-directie: we willen bezoekers in hun ‘emotionaliteit’ raken: woede, verdriet, plezier. Er is een hoop te zien in Antwerpen.
Zie verder kmska.be voor praktische informatie. ‘Het schoonste gevoel’ is elke dag van de week geopend, evenals het inpandige restaurant Madonna, dat alleen al een bezoek waard is. Toegang kost € 20.