“Ieder vertrouwen begint met samen dansen, spelen en voelen.” Het is de laatste gedachte op een presentatiedia van Pascal Gielen, maar hij dreunt een dag later nog stevig na. Gielen was één van de tientallen sprekers op het Congres Podia, Festivals en Evenementen, dat maandag 15 september in en rond TivoliVredenburg in Utrecht plaatsvond.
De Antwerpse hoogleraar cultuursociologie sloot met zijn pleidooi voor herwaardering van de ‘commons’, het gelijkwaardig delen van middelen, naadloos aan op een andere presentatie, het uur daarvoor, van de Brit Mark Davyd. Davyd presenteerde een Brits initiatief om met een vrijwillige toeslag van 1 pond per concertkaartje geld vrij te spelen voor de ‘grassroots’ muziekscene in het VK. Een scene van kleine podia voor popmuziek, die in toenemende mate lijden onder gentrificatie (klagende buren) en gestegen kosten voor geluidsisolatie, energie en belastingen.
Opkontje van Coldplay
Het initiatief, dat inmiddels ook navolging gaat krijgen in Duitsland, kreeg een flink opkontje van Coldplay. De wereldact omarmde de Music Venue Trust bij de kaartverkoop van zijn laatste tournee, wat zomaar een kleine miljoen extra opleverde. Omdat deze act zijn vertrouwen uitsprak, kwamen snel meer concertpromotors over de brug, waardoor inmiddels dertig procent van de tickets ook een bijdrage levert aan het circuit waar iedere band ooit begonnen is: de kleine schuur met het snakkende publiek in een provinciestadje waar ‘s avonds niks gebeurt.
Haalt het vrijwillige initiatief niet de door de overheid gestelde doelen van 100 procent dekking over twee jaar, maakt de regering er een verplichte, wettelijke regeling van, en dat wil in het libertaire Engeland iedereen voorkomen. Want met een wettelijke verplichting ontstaat de plicht tot verregaande verantwoording, vastgelegde protocollen en regels en controle. Dan sluipt wantrouwen het systeem binnen en dat is funest voor de creatieve sector.
Concurrentie is slecht
Tegen dat wantrouwen ageert dus ook Pascal Gielen. In wat er over is van onze verzorgingsstaat heeft de overheid nog steeds een belangrijke rol in de cultuursector. Er is altijd te weinig geld voor te veel aanvragers beschikbaar, en dat leidt tot competitie en naijver. Creatieven zijn elkaars concurrent in plaats van dat ze samenwerken. Het is, aldus Gielen, een verkeerde, neoliberale gedachte dat zulke concurrentie noodzakelijk is voor kwaliteitsontwikkeling. Het tegendeel is waar, stelt hij. De extreme controle leidt tot meer wantrouwen en dat leidt er weer toe dat we steeds meer verantwoordelijkheid afschuiven, naar steeds grotere en verder verwijderde instituties.
Vertrouwen maakt plaats voor regelingen en verzekeringen, en nabijheid voor digitale afstand. Terwijl het zeker bij popmuziek gaat om direct contact, niet alleen in beeld, maar ook in lijfelijke aanwezigheid en zintuiglijke ervaringen.
Noodzakelijk kwetsbaar
Terwijl we steeds meer uit handen geven, worden we ook steeds kwetsbaarder en durven we dat ook niet meer met anderen te delen, vertelt Gielen. Uitkomen voor je kwetsbaarheid betekent dat je een prooi wordt voor de concurrentie.
Zoals de Music Venue Trust niet voor niets het woord ‘trust’ in zich draagt, pleit Gielen voor een systeem dat geen systeem wil zijn. In een omgeving waarin we met elkaar delen wat we nodig hebben, zonder die wederkerigheid vast te willen leggen in formulieren en protocollen, moet het vertrouwen weer op één komen te staan.
Hij noemt voorbeelden als het Amsterdamse Splendor, een club met zelfbestuur door de leden, met een minimum aan regels en een maximum aan vrijheid, zonder elkaar te beoordelen. Dat er wel eens iets verkeerd gaat en iemand zich teveel toeëigent, is normaal risico: mensen zijn er in principe nooit op uit elkaar te belazeren.
Maar wie houdt er toezicht?
Een regelarme culturele sector, waarin creativiteit alle ruimte krijgt, hier en daar eens een wet wordt opgerekt en we altijd elkaar op alles kunnen aanspreken, is best ver weg. Dat bleek een sessie later, toen het ging over de verstoorde verhoudingen tussen directeur-bestuurders en raden van toezicht. Verkadefabriek-directeur Jeffrey Meulman, die een jaar geleden dat grotendeels verzwegen probleem aankaartte, vertelde in zijn inleiding dat hij sinds een tijdje een goede samenwerking heeft kunnen opbouwen met zijn Raad van Toezicht. Juist door te werken aan bewustzijn van elkaars rol en minder met protocollen te werken, is het onderling vertrouwen hersteld.
Dat het veel vaker juist fout gaat, en dat er te vaak directeur-bestuurders geofferd worden aan het risicomijdend optreden van de toezichthouders, gaven de overige panelleden alleen schoorvoetend toe. Titia Haaxma, als directeur van Cultuur+Ondernemen verantwoordelijk voor de (steeds omvangrijker wordende) Code Cultural Governance, kondigde na afloop alvast aan dat er een paar aanvullingen zouden komen, naar aanleiding van deze sessie. Zo zou vastgelegd moeten worden dat toezichthouders nooit meer dan twee termijnen mogen dienen, en ook maar een beperkt aantal ‘baantjes’ als toezichthouder mogen aanhouden.
Hopeloos idealisme?
Dat er weer regels bij moeten komen omdat het kennelijk nog steeds te vaak fout gaat, lijkt aan te tonen dat Pascal Gielens pleidooi voor op vertrouwen gebaseerde commons, hopeloos idealisme is. Dat is te negatief gedacht, vertelde Jeffrey Meulman. In de Verkadefabriek zijn sfeer én de omzet aanzienlijk verbeterd sinds hij het aantal regels en vergadermomenten heeft gedecimeerd, en veel meer op basis van vertrouwen werkt.