Je kunt je kont tegen de krib gooien, als kunstsector, maar je kunt ook iets anders doen, terwijl je met je grote konijnenogen in de koplampen van een aanstormend kaalslagmonster staart. En wat is dat andere dan, vroeg de Amsterdamse kunstraad zich af?
Doodknuffelen, was het antwoord.
Toen de Amsterdamse wethouder van Cultuur vorige week haar plan ontvouwde voor de lokale bezuiniging op de kunstsubsidies waren meteen twee dingen duidelijk: Amsterdam probeert een visie op de toekomst van de kunst te ontwikkelen, maar weigert de onevenredige wraakbezuiniging van de jonge garde van de VVD te compenseren. Sterker nog: er gaat 10 procent af, bovenop de 30% die de Haagse hockeyjongens al hadden bedacht.
Dat kan natuurlijk niet, en dat snapt ieder weldenkend mens. En de Amsterdamse Kunstraad bestaat uit weldenkende mensen. Zij komen dus met een reactie die met zo’n berg stroop en honing wordt ingeleid, dat je na twe alinea’s al zeker weet dat ze van de plannen van de wethouder geen spaan heel gaan laten.
Quod Erat Demonstrandum: Na een stuk of tien enorme complimenten stelt de raad dat hij zes kleine kanttekeningetjes wil plaatsen bij het plan van de wethouder.
Komen ze:
1: niet bezuinigen;
2 en 3: verander niets aan de manier waarop de kunsteducatie nu is geregeld (2 punten);
4: niet zo knieperig doen met je uitverkoop van het vastgoed;
5: Doe het Uitburo helemaal weg naar Economische zaken en houd het geld achter voor kunst;
6: geef clubs die het helemaal niet meer zien zitten de mogelijkheid eruit te stappen en geef ze daarvoor drie jaarsubsidies mee.
Als de gemeenteraad al deze zes punten goedkeurt, blijft er van het bezuinigingsplan van wethouder Carolien Gehrels zo goed als niets over. Maar ze heeft dan wel een boel complimenten op zak.
Het advies is hier te lezen