Popcorn wil bruggen slaan en grenzen opheffen; weg met de verschillen tussen hoge en lage cultuur. Covers van favoriete nummers van de band worden afgewisseld door nieuwe composities, zodoende moeten grenzen vervagen. Helaas slagen ze hier niet in en klinkt de band overwegend academisch en zielloos.
Popcorn is een experimentele voorstelling waarin een samengestelde band een brug wil slaan tussen popmuziek en nieuwe muziek. De band bestaat uit het Belgische gitaarkwartet Zwerm, het viool-/gitaarduo Mr. Probe, drummer Matthijs Vanderleen en zanger Gregory Frateur. Alle bandleden mochten een favoriet nummer kiezen dat de band tijdens de voorstelling covert. Zo komen onder meer nummers van Jimi Hendrix, Tom Waits en Nick Cave voorbij. De favorieten worden afgewisseld door een zestal nieuwe composities, gecomponeerd door onder meer Bruno Nelissen, Luc Houtkamp en Yannis Kyriakides, en zijn variaties op die favorieten. In het persbericht meldt Popcorn dat op die manier ‘de grenzen tussen hoge en lage cultuur verdwijnen.’ Dat experiment is mislukt.
Popcorn heeft het publiek niet mee. De voorstelling begint met minutenlang rondzingend geluid, dat heel langzaam muziek wordt. Als dat voorbij is, roept een toeschouwer hard ‘Ja, stop maar!’ Tussen de nummers door reageert het publiek ook lauwtjes en wordt er maar mondjesmaat geapplaudisseerd. Het lijkt alsof het niet goed weet wat het met de voorstelling aan moet.
De band speelt zogezegd hun favorieten, maar dan in nieuwe arrangementen van Peter Vermeersch. Die arrangementen verschillen door de bank genomen nog niet eens zo veel van de originelen, met als belangrijk verschil dat ze allemaal even afgemeten en academisch klinken. Hiermee haalt de band het rock-‘n-rollgevoel, dat ze naar eigen zeggen zo’n warm hart toedragen, weg uit de nummers.
De musici beheersen hun instrumenten duidelijk uitstekend, maar er zit geen ziel in de uitvoering. Zodoende wordt een nummer als Nick Cave’s The Mercy Seat bruut beroofd van de kolossale ballen die het origineel bezit. Zo blijft er natuurlijk weinig over. Als de zanger dan eens flink uithaalt, of een gitarist buiten zijn boekje gaat soleren, klinkt dat bijna belachelijk en wordt hij snel teruggefloten door de band.
De nieuwe stukken die tussen de covers door gespeeld worden zouden complementair moeten zijn aan de lievelingsliedjes. Soms lukt dat goed en intrigeert een compositie, maar meestal leidt het vooral af en is het zelfs soms een beetje irritant. De compositie van Bruno Nelissen bijvoorbeeld, bestaand uit bekende regels uit de popmuziek gelardeerd met geluid, is ronduit flauw en gemakkelijk. Het gezin aan het tafeltje naast mij kijkt bedremmeld naar hun drankjes.
Af en toe steken er delen van de voorstelling ineens ver boven het maaiveld uit. Dan is er ineens een mooie zanglijn of een gemeend samenspel, zoals bij de cover van Tom Waits’ Poor Edward, maar tegen die tijd is Popcorn mij allang kwijt. De interessante stukken duren helaas ook nooit lang genoeg om écht te beklijven. Verder is het een afgemeten voorstelling met veel moeilijkdoenerij. Wat dat betreft is de beoogde kruisbestuiving tussen hoge en lage cultuur dus mislukt, want Popcorn is hopeloos elitair.
Comments are closed.