'That men and women in the Islamic world live apart from each other, that is a big frustration,' says choreographer Abou Lagraa. 'That is what El Djoudour is about.'
Because of his background, Abou Lagraa has a special, enlightening perspective on these issues. Hij werd in Frankrijk geboren, als zoon van Algerijnse ouders. Zijn familie is islamitisch. Abou Lagraa zelf ook, al doet hij daar in de praktijk niets aan. Maar hoe islamitisch zijn ouders ook waren, ze brachten hem volledige openheid tegenover andere religies bij. Hij kreeg godsdienstlessen van de katholieken. Zo leerde hij iets wat hoorde bij de omgeving waar hij woonde.
‘Maar er was in de islam één ding waar ik niet zo blij mee was,’ vertelt Abou Lagraa. ‘Dat mannen en vrouwen in de openbare ruimte niet met elkaar konden omgaan: juist als danser voelde ik me daar helemaal niet bij thuis. Als er in huis gedanst wordt, doen mannen en vrouwen dat gescheiden van elkaar, in aparte kamers. In Algiers kun je als man en vrouw, ook al ben je getrouwd, niet hand in hand lopen, of samen iets drinken. Als we dat doen, denken de mensen dat mijn vrouw een hoer is, of dat ik geen moslim ben. Ik wil uiten dat ik het hier niet mee eens ben. Daarom gaat ‘El Djoudour’, wat ‘Mijn wortels’ betekent, hierover. Ik wil dat mannen en vrouwen contact met elkaar hebben. Sensueel contact, heftig contact, hoe dan ook: contact.’
El Djoudour gaat over veertien mensen met verschillende religies en culturen, die toch samen kunnen zijn. ‘De dansers hebben een choreograaf voor zich die moslim is en die zegt: ik kan als moslim open zijn tegenover het lichaam, tegenover de onafhankelijkheid van de mens en de gelijkheid van mannen en vrouwen. Ik wil stereotypen over moslims doorbreken.’
Om zover te komen dat mannen en vrouwen in El Djoudour samen dansen, moesten obstakels worden overwonnen. Het gezelschap bestaat uit dansers en danseressen uit Frankrijk, Algerije en de rest van de wereld. ‘Een van de Algerijnse jongens kon niet met een vrouw dansen, zei hij. Ze is niet mijn vrouw, zei hij. Na veel discussie kon het wel, als ze in aarde dansten. Op het toneel is dus aarde aanwezig. Als ze daarin dansen, heeft die aarde de functie van kleding, lichaamsbedekking. Er is ook water op het toneel. Water speelt in de islam een grote rol. Mensen reinigen zich ermee, lichamelijk en ritueel. Dus met water kunnen ze met elkaar dansen. Ik zei tegen hen: “Het is of je in de hamam bent, in het badhuis. Je giet water over haar uit, en zij over jou.” Zo ontstond een zeer poëtisch en sensueel duet.’
Het decor is eenvoudig. Een symbolische muur geeft de scheiding tussen mannen en vrouwen aan. Muziek speelt een grote rol. ‘Ik wilde geen puur Arabische muziek. Ik vroeg aan de componist, Olivier Innocenti, die electronische muziek maakt, er een vleugje Arabisch bij te doen. Als tegenwicht zingt Houria Aïchi, een Algerijnse zangeres, Arabische liederen. De vorige keer dat ik in het Holland Festival optrad gebruikte ik ook muziek van haar, maar deze keer is ze live op het toneel aanwezig. Ze zingt over de onmogelijkheid in een Arabisch land om samen te zijn, om elkaar lief te hebben. Wat je daarbij moet weten is dat als in een Arabisch lied over geliefden wordt gezongen, dat nooit letterlijk wordt gezegd. Ze zingt “mijn zus” of “mijn broer”, maar dan bedoelt ze “mijn geliefde.”
Hoe frustrerend de scheiding tussen mannen en vrouwen in Algerije ook is, Abou Lagraa draagt zijn mening energiek en levenslustig uit. ‘De wereld verandert. We moeten meegaan met de veranderingen in de wereld. We moeten elkaar verbinden met de rest van de wereld, ook met andere religies.’
zondag 9, maandag 10 en dinsdag 11 juni, 20:30 uur, Stadsschouwburg, Amsterdam, Grote Zaal
Holland Festival 2013