Vanavond begint de internationale Gaudeamus Music Week, waarin vijf componisten onder de dertig jaar strijden om de felbegeerde Gaudeamus Muziekprijs. De jury, bestaande uit Vanessa Lann, Oscar Bianchi en Wim Henderickx selecteerde hen uit tachtig inzenders van over de hele wereld. Het is de vierde editie in Utrecht van het in 1951 in Bilthoven gestarte concours; het nieuwe TivoliVredenburg fungeert als festivalhart. Op zondag 14 september wordt de winnaar bekend gemaakt tijdens het slotconcert van het Utrechtse ensemble Insomnio.
Veel winnaars uit het verleden hebben inmiddels een indrukwekkende carrière opgebouwd, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse componist Michel van der Aa (winnaar in 1999). In 1985 won de Koreaans/Duitse Unsuk Chin and the Asko|Schönberg presenteert in het openingsconcert vanavond haar hilarische Cantatrix sopranica voor twee sopranen, countertenor en ensemble. Tijdens een late-night concert brengt het gezelschap bovendien de wereldpremière van het Cello Concert van Kate Moore. Onder de vijf genomineerden bevinden zich overigens nog twee dames, Anna Korsun en Marina Poleukhina.
Nieuw is de Gaudeamus Academy, waarin de genomineerden voorafgaand aan het festival enkele dagen kunnen werken met de ensembles die hun stuk uitvoeren. Tevens schrijven zij een nieuwe compositie voor ensemble in residence Looptail. Zo krijgen de jonge componisten de gelegenheid in discussie te treden met de uitvoerende musici, onder toeziend oog van de juryleden. Looptail zal elke dag zowel aangekondigde als verrassingsconcerten geven.
Nieuw is ook het seminar over kunstkritiek dat donderdag 11 september plaatsvindt in cultuurcentrum Rasa. Het is een samenwerkingsverband van Gaudeamus, De Vuurlinie en het BIMhuis. Voor deze eerste bijeenkomst zijn drie muziekjournalisten uitgenodigd. Naast mijzelf zijn dat Mischa Andriessen (Trouw) en Marianne de Feijter, hoofdredacteur van de website Muziekvan.nu. Onder leiding van Emile Wennekes, hoogleraar muziekwetenschap aan de Universiteit van Utrecht, zullen wij de stand van zaken in het huidige tijdsgewricht bespreken. In papieren kranten en tijdschriften is steeds minder ruimte voor serieuze muziekkritiek, terwijl op het internet een schier ondoordringbaar woud aan websites poogt die lacune te vullen.
Een bijzonder actueel onderwerp, dat mij sinds jaar en dag bezighoudt. Al rond de millenniumwisseling, toen ik nog voor het Algemeen Dagblad schreef werd daar het mes gezet in het aantal recensies. Wat wel besproken werd, beperkte zich steeds vaker tot het ijzeren repertoire van Beethoven, Brahms, Bruckner en Mahler. Avontuurlijke en eigentijdse muziek werd naar de marge verbannen, of in het geheel niet gerecenseerd. De besprekingen moesten ook steeds korter, zodat je naast de noodzakelijk informatie – ‘wie wat waar wanneer waarom en hoe’ – amper nog ruimte had om een mening te formuleren. Vandaag de dag zijn de stukjes nog korter en bepaalt het aantal toegekende sterren eigenlijk de inhoud.
Dat het ook heel anders kan, ervoer ik tijdens het werk aan mijn biografie Reinbert de Leeuw, man or melody, waarvoor ik zeven jaar lang alle mogelijke Nederlandse archieven doorspitte. Wat een luilekkerland aan informatie vond ik daar! Niet alleen waren er kort na de Tweede Wereldoorlog aanzienlijk veel meer serieuze kranten en tijdschriften dan tegenwoordig, maar ook besteedden deze als vanzelfsprekend aandacht aan de podiumkunsten. In paginagrote artikelen – en let wel, de kranten verschenen nog niet op tabloidformaat – werd uitvoerig en diepgravend gediscussieerd over kwaliteit en inhoud van de onderhavige werken.
Elke krant en elk tijdschrift beschikte over gespecialiseerde vakjournalisten, die niet bang waren de lezer tegen zich in het harnas te jagen met hun kennis van zaken. Men ging toen nog niet op de hurken en de muziekjournalistiek bloeide als nooit tevoren. Kwesties als de controverse tussen de ‘Notenkrakers’ en het Concertgebouworkest werden breed uitgemeten in de pers en leidden zelfs tot openbare discussies die op radio en televisie werden uitgezonden.
Nog in 1989 veroorzaakte het artikel ‘Kille rekenmeesters in muziek’ van Luc Knödler in de bundel De cultuur-elite van Nederland, wie maken en breken de kunst felle polemieken in alle denkbare kranten en bladen. De een vond dat Knödler het muzieknest bevuilde door de schijnbaar ondoordringbare machtspositie van Reinbert de Leeuw c.s. aan te kaarten, de ander betoogde dat dit machtsimperium van de voormalige rebellen eindelijk eens moest worden doorbroken.
Ook de dans rond de subsidiepotten van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst tussen meer traditioneel ingestelde componisten en avant-gardisten werd uitgebreid en publiekelijk uitgevochten. De emoties liepen hierbij hoog op en het schortte weliswaar soms aan een onderbouwde argumentatie, maar wát een jaloersmakende belangstelling voor muziek! Dankbaar maakte ik van de vele bronnen gebruik voor het hoofdstuk ‘kunstpaus’ in mijn biografie. Een dergelijk mer à boire aan informatie is tegenwoordig helaas ondenkbaar.
Een geweldig initiatief van Gaudeamus dus om de afnemende ruimte voor muziekkritiek op de agenda te zetten. Het seminar raakt daarbij direct aan de kern van de website Cultuurpers, waarop u dit artikel leest: wij strijden met hart en ziel voor onafhankelijke en vakinhoudelijke cultuurjournalistiek. En u kunt ons daarbij helpen! Als serieuze cultuurjournalistiek u lief is, wordt u vandaag nog donor.
Mijn biografie Reinbert de Leeuw, mens of melodie is tijdens het gehele festival te koop bij de festivalbalie in TivoliVredenburg. Alle pers over het boek vindt u op mijn blog site.