Hoe nu verder met besturen in de cultuursector? Raden van Toezicht staan flink onder druk na publicaties over mogelijk falend toezicht bij het Rotterdamse Wereldmuseum, Grand Theatre te Groningen en recentelijk opnieuw vanuit Rotterdam The New Institute. Al eerder verschenen soortgelijke berichten over onder meer The Utrecht Games and the Groninger Museum. In praktisch alle gevallen gaat het om een Raad van Toezicht (RvT) die niet alert en adequaat reageert op mogelijke onvolkomenheden in het functioneren van de directeur-bestuurder.
Pikant detail aangaande Het Nieuwe Instituut is dat minister Bussemaker (OCW) hier zelf als actieve partij optreedt in haar oordeel (van 10 augustus 2015) dat bij het verstrekken van een opdracht van de directeur-bestuurder aan zijn partner geen belangenverstrengeling is opgetreden. De aanhoudende publicitaire onrust over deze zaak heeft de RvT evenwel doen besluiten een onafhankelijke commissie te vragen naar de ware toedracht, in combinatie met de regels van Good Governance (in de cultuur) die bepalen dat elke belangenverstrengeling dient te worden vermeden.
De tijd dat een Raad van Toezicht eens in de twee maanden werd bijgepraat door de directeur-bestuurder, het glas hief op de goede gang van zaken en vervolgens een afspraak maakte over de aanwezigheid bij de volgende vergadering, ligt achter ons. Probleem is dat dit besef kennelijk nog niet tot elke toezichtkamer is doorgedrongen. De genoemde voorvallen moeten een duidelijk les zijn voor de zittende raadsleden: speel een werkelijk proactieve rol en anticipeer op veranderingen die zich binnen en buiten de culturele sector voltrekken.
Door toedoen van social media functioneren Raden van Toezicht in een glazen huis en het is niet meer voldoende dat een politiek orgaan de zaak toedekt. Het gevoel dat de onderste steen boven moet komen is al diepgeworteld in deze media.
Dan is er nog een kwaliteit die Raden van Toezicht dienen te hebben: een eigen onafhankelijke oordeelsvorming wat gaande is in de culturele sector. Tot voor kort kon men volstaan met in de eerste plaats een jurist, een bankier en een oud-politicus in hun midden. Dat is in 2015 niet meer het geval omdat de antennes van dit old boys network versleten zijn. Diversiteit, ICT-communicatie, ondernemerschap, samenwerking en hybriditeit in culturele voorkeuren bepalen nu de strategische agenda’s van de toezichthouders. Daarbij past niet langer het (blindelings) volgen van een directeur-bestuurder maar een eigen positiebepaling met betrekking tot toezicht, bestuur en uitvoering.
Kortom: tijd voor het strategisch versterken van het zelfreinigend vermogen van de culturele sector. Laten de toezichthouders in de spiegel kijken met de vraag of zij nog wel de juiste mensen op de juiste plaatsen zijn. Ik doe daar de suggestie bij dat met name medewerkers en meewerkende ZZP’ers deze toezichthouders bij de beantwoording goed van dienst kunnen zijn.