Imagine is al een aantal jaar aan het transformeren. Toen dit festival nog onder de naam Amsterdam Fantastic Film Festival door de wereld ging, lag de nadruk vooral op genrecinema. Het Fantatstic-genre is een verraderlijke term die als vergaarbak wordt gebruikt voor sciencefiction, fantasy en horror. In deze postmoderne tijden is fantatstic moeilijker af te bakenen. Het festival veranderde daarom al in 2009 van naam. In 2013 veranderde het ook van locatie. Van de verschillende bioscopen in de Amsterdamse binnenstad, met elk hun eigen huiselijke sfeer, verhuisde het naar het imposante, maar minder intieme filmpaleis EYE.
Dit jaar bleek uit het programma dat de kloof tussen genrefilm en arthouse weer wat verder is vervaagd. Films zoals Patricia Rozema’s Into the forest en Stephen Fingletons The Survivalist geven een alternatieve invulling aan het inmiddels platgetrapte post-apocalyptische scenario door zich niet op spektakel te richten, maar juist op intieme en psychologische details. De psychologische thriller The Invitation van Karyn Kusama, met een kleine rol van onze hunk Michiel Huisman, begint als een ongemakkelijke samenkomst tussen oude vrienden en geliefden tijdens een etentje. Net als in de arthouse klassieker Festen wordt de schone schijn langzaam verbrijzeld. De sinistere intenties die langzaam tastbaar worden passen daarna weer meer bij een horrorfilm.
Dit is exemplarisch voor het huidige aanbod van Imagine, in een tijd waar een kritisch publiek zoekt naar vermaak en verdieping in gelijke porties. Die omnivore filmliefde valt op bij de festivalbezoekers die bekend zijn met de filmcanon, die naar het filmhuis gaan, maar die ook zijn opgegroeid met genrecinema en die eerste liefde nooit zullen vergeten.
Jaren ’80 nostalgie
De vermenging van “serieuze” cinema met ongegeneerd jeugdsentiment was nog het best te merken in Midnight Special van Jeff Nichols. Nichols is een regisseur die in dezelfde leeftijdscategorie zit als de gemiddelde Imagine-bezoeker (tussen de 30 en 40 jaar). Hij maakte bij critici naam met kleinschalige independent films over kwetsbare familiebanden in het zuiden van de VS zoals Shotgun Stories and Take Shelter. Acteur Michael Shannon was daarin een vaste verschijning. Nichols was in zijn filmstijl schatplichtig aan de grootse pastorale sfeer van Terrence Malick. Veel mooie weidse shots dus van het Amerikaanse landschap, in een onwerkelijke schemering.
Midnight Special gebruikt hetzelfde palet en roept daarmee een vergelijkbare sfeer op. Het verhaal is echter een lichte variatie van Sci-Fi klassiekers zoals Spielbergs E.T. the Extra-Terrestrial and Close encounters of the third kind die in de jaren 80 een hele serie navolgers opleverde zoals John Carpenters Starman en Simon Wincers D.A.R.Y.L. Het moeten wel die films zijn geweest die Nichols in zijn jeugd zag omdat hun narratieve en stilistische elementen pertinent terugkomen in Midnight Special.
Een mysterieuze jongen met bovennatuurlijke krachten wordt ontvoerd door twee mannen. Het leger en geheime agenten beginnen een klopjacht als blijkt dat er allerlei onverklaarbare dingen gebeuren die door het kind in werking zijn gezet. Michael Shannon speelt een van de ontvoerders, die ook de bezorgde vader van de jongen blijkt te zijn. Het verhaal heeft Nichols bewust eenvoudig gehouden alsof hij ervan uitgaat dat de kijker op basis van bekende genreconventies over de juiste kennis beschikt om alle plotgaten te vullen. Dat werkt deels en Midnight Special behoudt in zijn eerste helft een spanning die je gelijk het verhaal in zuigt.
Nichols is niet de eerste regisseur die na kleine en intieme films laat blijken dat hij grotere producties aankan. Onafhankelijke regisseurs zoals Rian Johnson (Brick), Colin Trevorrow (Safety not guaranteed) en Gareth Edwards (Monsters) maakten in eerste instantie ook kleine en eigenzinnige films, om zich vervolgens op megaprojecten te storten zoals de Star Wars, Jurassic Park en Godzilla franchises. Stiekem dromen veel indie-regisseurs toch om in de voetsporen van Spielberg en Lucas te treden. Je vermoedt dat ook van Nichols als je afgaat op het veelvuldige gebruik van lens flare, de pompende en dreigende soundtrack die John Carpenter had kunnen componeren. Het spectaculaire, maar helaas teleurstellende einde van Midnight Special laat weinig aan de verbeelding over. Het bewijst maar weer eens dat de cinema van je jeugd het ultieme referentiekader blijft.
Nihilistisch perspectief
Hardcore Henry toont de fascinaties van de jongere generatie filmmakers die is opgegroeid met video games, ultrageweld en het internet. De Russische regisseur Ilya Naishuller viel op met de gewelddadige en sensationele clip voor zijn rockband Biting Elbows. Die was volledig opgenomen vanuit de eerste persoon. Hij werkte daarnaast als schrijver mee aan de video game Payday 2. Deze achtergrond verklaart de door adrenaline overgoten aanpak voor zijn debuut Hardcore Henry. Die film is ook vanuit de eerste persoon geschoten en doet gelijk denken aan het First-person Shooter gamegenre waar je je – met een arsenaal aan wapens – al schietend een weg baant van het ene level naar het andere. Die diepgang kan je ook van het verhaal verwachten. Een kloon met cybernetische ledematen vlucht uit het lab waar hij is vervaardigd en probeert zijn verleden te ontrafelen. Ondertussen zint hij op wraak. Deze bewust lachwekkende premisse wordt door Naishuller opgevuld met een kloeke portie explosies en tieten, met hier en daar wat comic relief van acteur Sharlto Copley die dienst doet als sidekick.
De film is door de critici al genadeloos afgeserveerd, maar heeft ook een schare fans voortgebracht die in Naishuller hoop zien voor de toekomst van de actiefilm. Het moet wel gezegd worden dat Naishuller technisch weet wat hij doet. De gechoreografeerde chaos van de actiescènes is goed uitgedacht en heeft het agressieve en opgefokte tempo van een computerspel. Bepaalde scenes refereren ook duidelijk aan de verknipte modus operandi van veel shooters: tegenstanders door het hoofd schieten, snel wapens herladen en handgranaten gooien om je een weg te banen door het krijgsgeweld. Dat alles terwijl kogels langs je heen suizen.
Hardcore Henry zal voor menig serieus filmkijker schokkend zijn wegens het nihilistische geweld, hoewel de film niet probeert om het allemaal goed te praten. Zulke goed versus slecht logica, die je vaak in Amerikaanse films ziet, ontbreekt. Het is een onverantwoorde koortsdroom van een puberale adhd-er die net een suiker-overdosis heeft gehad. Geen wonder dat het eindresultaat riekt naar sensatiezucht en de zweterige spanning van een achtbaanrit.
Or Hardcore Henry daadwerkelijk een nieuwe weg betekent binnen de genrecinema is nog maar de vraag. In 1997 gebruikte regisseur Jonas Åkerlund hetzelfde perspectief voor zijn videoclip voor Prodigy’s Smack my Bitch up. Die deed toen veel stof opwaaien, maar van Åkerlund hoor je nu niets meer. Verder zijn er binnen de filmgeschiedenis niet veel andere voorbeelden die het perspectief voor de hele rit volhouden. Je hebt het mislukte Lady in the Lake uit 1947 en Gaspar Noe’s Enter the Void uit 2009. Misschien dat de Oculus Rift en vergelijkbare technologieën het eerste-persoonsperspectief toegankelijker kunnen maken voor een breed publiek, maar hebben wij het dan nog over cinema?
Eigenzinnige kwaadaardigheid
De meest indrukwekkende films op Imagine waren de titels die de grenzen van filmgenres wisten te overstijgen door hun eigenzinnige en huiveringwekkende sfeer. The Witch was daarbij vooral een unieke kijkervaring. Robert Eggers’ beklemmende film speelt zich af in het Amerika dat net door Engelse kolonisten wordt verkend. Een gezin wordt uit een nederzetting verbannen en belandt in de duistere en onbekende bossen van de Nieuwe Wereld. De gelovige vader werkt hard op het onvruchtbare land, maar de familie maakt macabere dingen mee. Geleidelijk valt het gezin op bloedige wijze uit elkaar, terwijl de oudste dochter een duistere transformatie lijkt te ondergaan.
De kracht van The Witch zit hem vooral in die vreemde sfeer die Eggers weet op te roepen door een combinatie van schimmige beelden, mooie kostuums en oud-Engelse dialogen. Hij geeft een onbekende en duistere tijd op geloofwaardige manier vorm zonder in te leveren op het mysterie van het verleden. Uit die vakkundige opgebouwde geheimzinnigheid ontspruit geleidelijk het kwaadaardige en duivelse hart van de film.
Een film die net zo krachtig is, maar meer leunt op arthouse tradities is het Poolse Demon van Marcin Wrona die na het maken van de film helaas zelfmoord pleegde. De film volgt de Joodse Piotr die in Polen gaat trouwen en afreist naar het dorp van zijn bruid. Als hij zich klaarmaakt voor de grote dag komen er in het oude huis waar het huwelijksfeest wordt gehouden, oncontroleerbare krachten uit het verleden naar boven.
Demon neemt de traumatische geschiedenis van Polen als uitgangspunt voor een bovennatuurlijk spookverhaal. Toch is de film meer dan horror. Wrona weet het wilde Poolse bruidsfeest naturalistisch te vangen en zijn cast zet de personages levensecht neer. Naarmate de wodka rijkelijker vloeit wordt de sfeer grimmiger. Het verleden van Polen blijkt in bloed geschreven te zijn. Het eerdere realisme maakt plaats voor wrange symboliek en verontrustende, surrealistische scènes. Een schokkende overgang die Wrona zelfverzekerd inzet en die hem in een traditie plaatst van Poolse regisseurs zoals Polanski, Zulawski en Skolimowski. Zijn dood is daarom des te meer een tragisch verlies van een opkomend filmtalent wiens eigenzinnigheid boven alle hokjes uitstijgt.