Politiek. Politieke film. Misschien moeten we die woorden toch wat minder vaak gebruiken. Het was Dieter Kosslick, directeur van de Berlinale natuurlijk ook opgevallen dat we in roerige tijden leven. De 67ste editie van dit Berlijnse filmfestival opende donderdag serieuzer dan we gewend waren. Geen flirt met Hollywood, maar het door Kosslick als ‘aangrijpend overlevingsdrama’ bestempelde Django. Een portret van de legendarische Django Reinhardt die jazz met zigeunerklanken liet fuseren, gesitueerd in het door de Nazi’s bezette Parijs. Zoals bekend geen veilige tijd voor zigeuners.
Politieke reputatie
Met wat goede wil kan je ook wel een politieke strekking in Django zien. Daarbij heeft de Berlinale van het begin af aan al de reputatie het meest politieke van de grote filmfestivals te zijn. Amerikaanse sterren zijn welkom, maar de prijzen gaan vaak naar geëngageerde, veelal niet-Westerse filmmakers. Zie de bekroning in 2015 van Taxi van de met het Iraanse bewind overhoop liggende Jafar Panahi. Of vorig jaar de indrukwekkende vluchtelingendocumentaire Fire at Sea van Gianfranco Rosi.
Ook de heropleving van de zwarte cinema is niet aan de aandacht van de Berlinale ontsnapt. Net als in Rotterdam is er een programma aan gewijd. Ook Europese politieke zaken vormen een bescheiden thema.
Maar als we naar de competitie kijken zien we dan echt zoveel meer politieke films dan in voorgaande jaren? En wat betekent dat etiket eigenlijk?
Lost in Politics
Niet toevallig hadden de Duitse filmcritici de avond daarvoor een kleine conferentie georganiseerd om deze materie eens flink uit te spitten. Moeten films politiek zijn? Of botst dat juist met de artistieke kant? Lost in Politics was het motto, en dat was heel treffend. Een panel van vijf, waaronder de Griekse Attenberg-regisseur Athina Rachel Tsangari, werd uitgenodigd licht in de zaak te brengen. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. Vastbesloten om het grondig uit te diepen waaierden de mogelijke opvattingen breed uiteen. Wel leek iedereen het er over eens dat waar de ongeoefende kijker I Daniel Blake als een uitgeproken politieke film ziet, dat eigenlijk helemaal niet zo is. Omdat Ken Loach juist precies aan de verwachtingen voldoet.
Terwijl, meenden sommigen, een films pas echt politiek is wanneer die subversief en ondermijnend is. Verwachtingen onderuit haalt. Provoceert, irriteert. Geen getrouwe verfilming van een politieke kwestie in de maatschappij, maar een film die op allerlei manieren ontregelend is. Nog even verder filosoferend dook zelfs het woord ’trancendent’ op. Aan de andere kant, de oorsprong van het begrip ‘politiek’ indachtig, namelijk hoe met elkaar samen te leven, opperde men ook dat als je maar goed genoeg kijkt eigenlijk alle cinema politiek is. Het leven zelf is politiek.
Voorzitter Paul Verhoeven
Terug naar het festival. Paul Verhoeven is dit jaar juryvoorzitter. Door al het gepraat over politiek kreeg hij bij de persconferentie van de jury meteen als eerste vraag of hij iets over de politiek op het festival kon zeggen. Verhoeven reageerde daar nuchter op met de verstandige opmerking dat hij hoopte dat hij de films niet op hun politieke boodschap ging beoordelen. Hij verwacht films die anders zijn en een eigen stem hebben, en werd daarin door andere juryleden bijgevallen.
Spook
Overigens had festivaldirecteur Kosslick de politieke dimensie van het festival eerder al duidelijk onderstreept. ‘Er waart een spook door de wereld’ was het begin van zijn inleiding in het programmaboekje. Volgens hem is de actuele politieke situatie zelden zo duidelijk verbeeld als in de films van het festivalprogramma van dit jaar. Hij ziet de filmkunstenaar als de schepper van nieuwe, kleine utopieën, nu de grote utopieën van kapitalisme en communisme hebben afgedaan.
Hedendaags ongemak
Toch zijn er in het competitieprogramma maar weinig films die je op de ouderwetse manier politiek zou willen noemen. Zoals het Finse The Other Side of Hope van de Aki Kaurismaki, de grootmeester van het hedendaagse ongemak. Nu laat hij een glimpje utopia zien door een Finse handelsreiziger het pad van een illegale Syrische vluchteling te laten kruisen.
Django
Also Django is het verhaal van zo’n worsteling. Django Reinhardt was een Belgische Sinti die in de film zegt dat de oorlog (WO II dus) van de gadjo’s zijn oorlog niet is. Hij lijkt zich in zijn muziek te willen terugtrekken. Omdat een belangrijke Nazi een fan van hem was, blijft hij buiten schot en heeft hij succes in Parijs, terwijl elders de zigeuners worden opgejaagd en afgeschoten. Maar als hem met een aanbod om voor Goebbels te komen spelen toch het vuur aan de schenen wordt gelegd laat hij zich overhalen te vluchten.
Het is niet moeilijk om daar allerlei parallellen met het heden in te zien, al ontdekte de regisseur-scenarist Etienne Comar dat zelf pas gaandeweg. Maar nodig is dat niet. Comar (hij schreef het scenario voor onder andere Des hommes et des dieux) maakt hiermee een fraai verzorgd regiedebuut, al kleurt hij wel netjes binnen de lijntjes. Aan de ene kant weet hij de goede toon en een sterk tijdsbeeld te treffen. Vrije omgang met de historische realiteit, maar geen onnodige dramatisering of heldendom. Sterke, ingetogen hoofdrol ook van Reda Kateb.
Aan de andere kant is het wel zo ongeveer wat je zou verwachten. Geen film die uitdaagt of ongemak veroorzaakt. Vooral een passend eerbetetoon aan de muziek van Django, en aan de slachtoffers die in de nazitijd onder de zigeuners vielen. Een mooie Berlinale-opening, maar geen uitdagend statement. En dat had met al dat gepraat over politiek best gemogen.
Nederland
Los van het voorzitterschap van Paul Verhoeven is de verdere Nederlandse aanwezigheid dit jaar betrekkelijk bescheiden. Geen film in de hoofdcompetitie, wel een kleine handvol coproducties in de bijprogramma’s en Uilenbal in de jeugdfilmsectie. Plus het feit dat onze Hannah Hoekstra een van de Europese Shooting Stars (talenten van de toekomst) is. Een mooie opsteker voor haar.