Martijn Maria Smits (1980) mikt niet op een groot publiek maar viel met zijn werk al vaak in de prijzen. Met Waldstille bewijst hij opnieuw een Nederlands filmmaker met een duidelijk eigen signatuur te zijn. Ook The Hollywood Reporter ontdekte dat en schreef na de première in San Sebastian een lovende recensie over dit beklemmende Brabantse drama over Ben, die door een stommiteit de dood van zijn vrouw op zijn geweten heeft. Als zijn schoonfamilie hem na het uitzitten van zijn straf bij zijn dochtertje weghoudt begint het te malen in zijn kop. Zijn dorp kotst hem uit en je houdt je hart vast voor de ontknoping. Het eerste dat we dus van Smits willen weten is hoe hij aan die idyllische titel komt.
“Dat is uit een gedicht van Goethe. ‘Boven de boomtoppen is het stil, rust maar kind, spoedig zal jij ook je rust vinden.’ In de eerste van de dertien versies van mijn scenario was de aanloop naar de ontknoping veel langer. De vader ontvoerde daarin zijn dochter naar een huisje in het bos.”
Dreiging
Dat huisje in het bos is verdwenen, maar de dreiging is gebleven. Is de film geïnspireerd door het soort tragedies dat in de kranten meestal een familiedrama heet?
“Absoluut. In 2013, toen ik aan Waldstille begon, waren er verschillende familiedrama’s in het nieuws. Het bekendste was dat met die vader die zijn twee zoontjes ontvoerde en ombracht, en daarna zelfmoord pleegde. Hij werd zelf eerst gevonden, twee weken later werden de lichamen van de jongens ontdekt in een afvoerbuis.”
Smits’ afstudeerfilm Otzenrath (2006), over twee tieners die noodgedwongen uit elkaar gaan, speelt tegen de achtergrond van een Duitse bruinkoolmijn. De korte film Anvers (Gouden Kalf 2009 beste tv-drama) en Smits’ bioscoopdebuut C’est déjà l’été (2010) zijn Franstalig. De laatste is gesitueerd in een arme streek van Wallonië waar we een gezin uit elkaar zien vallen. Met Waldstille zijn we eindelijk in Nederland. Was die omweg soms nodig om thuis te komen? De ware reden blijkt heel prozaïsch.
“Ik heb het altijd fijn gevonden om als buitenstaander een nieuw gebied te verkennen, om als het ware iedere steen om te keren. Voor C’est déjà l’été ben ik eerst een jaar in die streek gaan wonen, en ook voor Anvers and Otzenrath ben ik een paar maanden de betreffende buurt neergestreken. Maar Waldstille maakte ik in het kader van de Oversteek, het samenwerkingsproject van Filmfonds en omroepen. Een voorwaarde is dat de film in Nederland gedraaid wordt. Dus toen dacht ik, dan ook maar gelijk in mijn meest vertrouwde omgeving, in Brabant.”
Geboortedorp
“Het verhaal had zich overal af kunnen spelen, maar ik heb nu wel geprobeerd om het ook echt in het Brabantse milieu, in mijn geboortedorp Prinsenbeek te laten wortelen. Carnaval, de kerk en de varkensindustrie, die drie elementen bepalen het leven daar.”
“Toen in 2013 die familiedrama’s in het nieuws waren en ik daar iets mee wilde doen waren net twee andere projecten van me afgewezen. Daarbij speelden in die tijd ook nog de bezuinigingen op cultuur zodat ik het gevoel kreeg: ‘Heb ik nog recht van bestaan als filmmaker? Heeft het nog zin om artistieke films te maken als er maar een paar duizend mensen komen kijken?’ Maar ik dacht ook: ‘Ik weiger weg te gaan.’ Hetzelfde gevoel dat hoofdpersoon Ben in Waldstille heeft. Zo is het gaan rollen.”
“Voor het scenario heb ik me ook laten inspireren door twee Amerikaanse krantenartikelen over een man die met zijn dronken kop in de auto stapte en zo de dood van zijn vrouw veroorzaakte. Hij kreeg zeven jaar en mocht zijn twee kinderen niet meer zien.”
“Ik moet houvast hebben in de realiteit. Het filmverhaal is op zichzelf niet autobiografisch, ik ben ook geen vader, maar al schrijvend kruipen er toch dingen in die ik wel zelf heb ervaren.”
Een kwaaie jongen
“Ik ben opgegroeid in net zo’n dorp als in de film. Rond mijn dertiende was ik een kwaaie jongen. Andere jongens en meisjes mochten niet met mij omgaan. Toen we naar de middelbare school gingen zorgden hun ouders er voor dat hun kinderen niet bij mij in de klas kwamen. Ik hield van fikkies stoken en ik sloop met vriendjes door een open raam de school binnen. Daar hadden we op zolder een clubhuis waar niemand van wist. Ik nam ook elke dag een ei mee om op het dak van het politiebureau kapot te gooien. In zo’n dorp krijg je al snel een naam. Ik kwam echt apart te staan.”
“Je moet de film altijd op een of andere manier persoonlijk maken, in dit geval via de locatie en het dorpsmilieu. De spanning zoek ik ook in stiltes en ongemak, en door de acteurs dicht op de huid te zitten. Ik begin bijvoorbeeld een scène heel close op de hoofdpersoon, om hem vervolgens weer van een afstand te observeren.”
“Ik wil dat de kijker voelt: ‘Ik had in zijn schoenen kunnen staan.’ Dat je je telkens afvraagt: ‘Wat gaat hij nu in godsnaam doen.’ Ben is als het ware zijn eigen tegenstander. Hij handelt op een tamelijk narcistische manier en denkt niet na over de gevolgen voor anderen. Wanneer hij bijvoorbeeld op school het klaslokaal binnendringt en zijn dochtertje wil meenemen meent hij dat hij in zijn recht staat. Ook wanneer hij iets begint met zijn schoonzus roept dat iets heel dubbels op. Zijn die gevoelens van hem echt, of is hij keihard aan het manipuleren om via haar zijn dochter te kunnen ontmoeten?”
Sympathie
“Ik wilde dat je ook sympathie voor hem kan opvatten, maar dat ligt nogal subtiel. In de montage hebben we daar flink mee geworsteld. Ik monteerde ’s nachts, waarna mijn editor het overdag overnam. Zo zijn we twee maanden bezig geweest, tot het eindelijk lukte.”
“Als Ben verstandig was geweest had hij natuurlijk een advocaat in de arm genomen, maar zo werkt het niet. Het is net als wanneer je liefdesverdriet hebt. Al je vrienden praten er heel rationeel over en houden je voor dat je heus wel een nieuw meisje vindt, maar je kan niets met al die woorden. De volgende dag doe je toch weer iets idioots.”
“Zo is bij Ben ook alles door emotie gedreven. Tegen het eind zoekt hij eigenlijk vergiffenis.”
“Ik zie de moderne mens als een gemankeerd persoon vol stille verlangens. Daar wil ik films over maken.”
Signatuur
Typerend voor Waldstille en andere films van Smits is dat de plot maar een ondergeschikte rol speelt. Spanning ontstaat door de sterk geladen situaties, het zeer realistische spel en de overtuigende manier waarop we diep in de beleving van de personages kruipen. De – in zijn eerste films vooral non-professionele – acteurs krijgen veel ruimte. Met name in Otzenrath and C’est déjà l’été leunt de stijl tegen de documentaire aan. Ook het landschap is sterk van invloed op de signatuur.
“Ik ben eigenlijk pas heel laat met film in aanraking gekomen. Voor mijn twintigste had ik nog nooit iets van Godard gezien. Als tiener ging ik naar films van Bruce Lee of die met Bud Spencer en Terence Hill. Ik wilde wel al vroeg kunstenaar worden. Toen ik een jongetje was zag ik mezelf als danser, daarna dacht ik aan schrijver en nog later ging ik tekenen en schilderen, wat ik nog steeds doe, maar mijn ouders geloofden daar allemaal niet in. Ik ging van de ene school naar de andere en kwam uiteindelijk op de fotografieopleiding in Antwerpen terecht. Mijn vader was fotograaf bij de technische recherche, dus die dacht misschien dat ik daar altijd wel iets mee kon. Pas in het derde jaar moest ik een verdere keus maken.”
“Het documentaire karakter van mijn eerste films heeft te maken met het feit dat ik op de Filmacademie in Amsterdam de documentaire richting volgde. Met acteurs was ik in het begin erg onzeker. Nu ik me veiliger voel durf ik ook meer cinema te maken waarin de camera de acteurs dicteert. Maar voor de carnavalsscènes in Waldstille mengden de acteurs zich tussen de echte carnavalsvierders die zich vervolgens met de vechtpartij in de film gingen bemoeien. Acteurs moeten zich die echte wereld die ze niet bij voorbaat kennen eigen zien te maken. Daar geloof ik heel erg in.”
“Met een volgend project wil ik weer verder gaan. Misschien wel een komedie. Ik hoop ooit op het festival van Berlijn of Cannes te komen.”
Waldstille is vanaf donderdag 30 maart te zien in de filmtheaters en online via picl.nl
Regie en scenario: Martijn Maria Smits
Met: Thomas Ryckewaert, Jelka van Houten, Maartje van de Wetering, Johan Leysen