Twee volle zalen in het Amsterdamse Rialto Theater voor Fatwa van Mahmoud Ben Mahmoud, de openingsfilm van Cinéma Arabe 2019. Dit Tunesische drama vertelt het indringende verhaal van een vader die naar Tunesië terugkeert om zijn zoon te begraven. En daar tot zijn verbijstering ontdekt dat de seculier opgevoede jongen zijn toevlucht zocht bij radicale moslims. Vorig jaar in Caïro bekroond als beste Arabische film.
Een krachtige opmaat voor een programma dat een welkome aanvulling biedt op beelden van de Arabische regio in onze media.
Films uit Arabische landen zijn hier weinig te zien. Cinéma Arabe vertoont daarom het beste van hedendaagse Arabische makers. Van heftig drama tot poëtische en humoristische vertellingen en actuele documentaires. Met deze tiende editie viert het festival haar vijftiende verjaardag. Een kleinschalig evenement dat ook een bijdrage aan het maatschappelijk debat wil leveren. Het kampt echter met een te krap budget.
Wealth ignored
Halverwege het festival spreek ik festivaldirecteur Adel Salem. Niet alleen om te horen hoe Cinéma Arabe er voor staat en wat de ambitie voor de toekomst is, maar ook voor een terugblik. Wat was in het beginjaar 2004 de drijfveer?
Om dat duidelijk te maken gaat hij terug naar de negentienjarige Egyptische student economie die hij halverwege de jaren tachtig was. Hij had die studie alleen gekozen om zijn ouders een plezier te doen. Zijn hart ging uit naar theater en hij besloot te vertrekken. “Ik wilde naar Engeland, maar het lot bracht me in Nederland. Ik kwam op de theateracademie en maakte in 1989 mijn eerste voorstelling in het Polanentheater: Sinbad op het IJ.”
Intussen werd de mede door Frits Bolkestein aangezwengelde discussie over de multiculturele samenleving heftiger en heftiger. Er werd denigrerend over immigranten gesproken. De rijkdom van de Arabische cultuur werd genegeerd.
Het raakte Salem diep. “Ik dacht, laten we met films meer laten zien. Ik heb toen voor het Filmmuseum een programma van Egyptische klassiekers georganiseerd.”
Een aantal programma’s verder dacht hij: “We kunnen niet blijven praten over vroeger, laten we naar de toekomst kijken. Zo begon in 2004 het festival Cinéma Arabe met aandacht voor hedendaagse makers en bijzondere films. Speelfilms, documentaires, experimenteel, lang en kort.”
Contribution to debate
Die opzet is hetzelfde gebleven. De noodzaak is volgens Salem nog steeds even groot.
“Denk aan de oorlogen die gaande zijn in de Arabische wereld. Denk aan de discussie rond immigratie die steeds harder wordt. Er is bewaking bij synagogen en moskeeën nodig. Ik wil op mijn manier een bijdrage leveren aan het debat, aan de verbetering van de samenleving.”
Het programma van deze editie bestaat uit 28 titels. Recent werk, een terugblik op 15 jaar Cinéma Arabe, en een aantal korte films. Tunesië, waar de filmproductie profiteert van de toegenomen vrijheid, krijgt dit jaar extra aandacht. Daarnaast films uit onder meer Marokko, Palestina en Syrië.
From magic realism to spy soap opera
Zelf ben ik onder de indruk van Still Recording. Een soort videojournaal van twee Syrische studenten die zich in 2011 bij de opstand aansluiten. Heel anders, maar even opvallend, is het magisch-realistische The Day I Lost My Shadow. Het dagelijks leven en de paniek van de naderende oorlog in Damascus anno 2012. Een verrassend humoristische traktatie is de bij vlagen hilarische komedie Tel Aviv on Fire rond een Palestijnse spionagesoap. Een publiekstrekker, leert een blik op de zaal.
Eye openers and recognition
Afgaande op bezoekers die ik spreek ik de waardering voor het programma hoog.
Neem bijvoorbeeld Whispering Sands van de Tunesische filmmaker Nacer Khemir. Een soort zwerftocht door de woestijn, én door de wereld van herinneringen, verhalen en sprookjes. Voor actief filmtheaterbezoeker Maarten (67), die als internationaal landbouwexpert 15 jaar in het buitenland werkte, onder meer in Syrië en Jordanië, is het een topper. “De film laat het belang van het vertellen van verhalen zien.” Het festival sluit aan bij zijn warme belangstelling voor de islamitische cultuur en had wat hem betreft langer mogen duren.
Renault 12 is een deels documentaire roadmovie waarin toneelschrijver en regisseur Mohamed El Khatib na de dood van zijn moeder zijn familie in Marokko herontdekt. Meiert (66) is aangenaam verrast door de originele aanpak en de kijk op het familieleven. De film maakte ook herinneringen wakker aan zijn eigen tochten door Spanje en Portugal, 40 jaar geleden. “Film is een soort op reis gaan. Het hoeft niet perse politiek te zijn.”
Arabische films kunnen voor autochtone Nederlandse kijkers een eyeopener zijn. Voor bezoekers met Arabische roots kan het een emotioneel moment van herkenning opleveren, zoals de Amsterdamse filmliefhebbers Meryam (30) en Asma (38) bevestigen. Ze komen oorspronkelijk uit Tunesië en voelen zich daardoor tot het Tunesische onderdeel aangetrokken. Vinden ze het festival een goede aanvulling op de beelden die de nieuwsmedia ons doorgaans voorschotelen? “Beslist!”
De in Amsterdam wonende Pool Jarek (40) heeft cultuur en film gestudeerd, maar kent weinig Arabische films. “En gezien er veel gebeurt in de Arabische wereld is dit een mooie manier om bij te blijven.” Hij is enthousiast over Fatwa. “Een sterke film.”
‘Film is de beste manier’
Saleem (26) kende het festival niet, zag bij toeval de poster en is erg ingenomen met Fatima, een drama over een werkende moeder in een Franse provinciestad. Hij prijst de eerlijkheid en herkenbaarheid, en ziet er de generatie van zijn eigen moeder in terug. Saleem is een filmmaker uit Jordanië die nu anderhalf jaar in Amsterdam woont en hier ook wil blijven. Hij vindt het festival een geweldig idee. “Film is de beste manier om een cultuur te presenteren.” Voor een Nederlandse producent werkt hij op dit moment aan een plan voor een documentaire over de artistieke underground in Jordanië, met een buikdanseres als hoofdpersoon. Wie weet zien we hem daarmee terug bij Cinéma Arabe.
Contraction
Bij twee films – Fatwa and Whispering Sands – is er een uitgebreid nagesprek met de makers, maar verder is het aantal aanwezige regisseurs bescheiden. Graag had de festivaldirecteur veel meer filmmakers uitgenodigd. Het krappe budget laat dat helaas niet toe. Waarmee we het grootste punt van zorg te pakken hebben.
Waaierde Cinéma Arabe een aantal jaren geleden nog uit over 5 tot 6 andere steden in het land, dit jaar is het programma buiten Amsterdam beperkt tot een vijftal voorstellingen in Lumière Maastricht. Dat heeft alles te maken met het wegvallen van subsidie. In feite staat die noodgedwongen inkrimping haaks op de ambitie voor de toekomst.
Ambition and budget
Adel Salem legt uit dat Cinéma Arabe in de periode 2013 – 2016 vanuit het Kunstenplan van de Gemeente Amsterdam jaarlijks een bedrag van ruim 48.000 euro kreeg, ongeveer tweederde van het totale subsidie. Inmiddels heeft de Gemeente de verantwoordelijkheid voor de subsidiëring overgeheveld naar het Amsterdams Fonds voor de Kunst, dat vervolgens de nieuwe aanvraag van Cinéma Arabe afwees. Op de AFK-website lezen we dat het fonds positief is over de programmering, maar de zakelijke kant zwak vindt.
Adel Salem is nog steeds verbolgen over de gang van zaken. “We hebben een bezwaarschrift ingediend en dat is gegrond verklaard, maar het AFK bleef bij het oude besluit.”
Het stoort hem ook dat hij ieder jaar weer opnieuw moet aanvragen. “Wij zijn al vijftien jaar bezig en hebben onze kwaliteit laten zien. Toch moet ik telkens weer in de rij staan en bedelen ‘mag ik meedoen?’.”
Voor 2019 kende het AFK een projectsubsidie van 23.000 euro toe. Samen met andere fondsen, moet Cinéma Arabe dit jaar rondkomen van ongeveer 40.000 euro subsidie.
Toch hoopt Salem op een nieuwe ronde met nieuwe kansen. De ambitie is niet alleen om weer in meer steden te komen, maar ook om het hele jaar door zichtbaar te blijven. En dan bijvoorbeeld een filmmaker uit te nodigen die iets komt vertellen in wijken waar anders alleen de imam spreekt. Ook zouden films na het festival op tournee kunnen gaan langs filmtheaters met iedere maand een weekend Cinéma Arabe Special.