Renée Steenbergen heeft naam gemaakt door haar expertise van de particuliere cultuurfinanciering en kunstverzamelingen1 . Onlangs kreeg zij veel ruimte in de NRC en aandacht van Cultural Press voor haar nieuwste publicatie De Kunst van Anders. Het maakte mij nieuwsgierig.
In haar boekje doet ze een paar goede voorstellen en geeft ze bruikbare suggesties voor een gezonder kunstbedrijf. Bijvoorbeeld: dat zowel overheden als particuliere financiers zich sterker moeten inzetten voor individuele makers in plaats van uitsluitend (grotere) instellingen te bevorderen. En: dat te veel aandacht is voor projecten, te weinig voor lange termijn strategie. Ook stelt Steenbergen een vorm van exit-beleid voor, oftewel een zachtere landing voor instellingen die hun meerjarige subsidies verliezen ten gunste van nieuwkomers. Dat beleid voorkomt kapitaalvernietiging en helpt de overdracht van kennis, ervaring en mensen.
Laagvlakte
Twee dingen nam ik mij voor toen ik aan deze recensie begon. De eerste was om reliëf aan te brengen: ik moest zorgen voor een zeker evenwicht tussen positief commentaar (voor de zekerheid ben ik daar hierboven al meteen aan begonnen) en kritische opmerkingen. Dit voornemen vloeit al mijn hele leven voort uit de onbedoelde les van mijn hoofdvakdocent toen ik haar het concept voor mijn afstudeerscriptie voorlegde. Een uur lang sloeg ze me om de oren met alle tekortkomingen, hiaten, missers en onvolledige bronnen. Waarna ik niet alleen aangeslagen het gebouw verliet, maar ook in de mist tastte. Was mijn scriptie mislukt en had ze dat aangetoond met een flink aantal voorbeelden? Of zou het een aanvaardbaar eindproduct worden en had zij uitsluitend benoemd waar ik nog aan moest werken? Een commentaar heeft reliëf nodig, leerde ik, om het goed te kunnen duiden.
En dat is precies wat je in De Kunst van Anders mist. De eerste 100 pagina’s van het boekje bieden een opsomming van alles wat mis is. Geen hoekje wordt overgeslagen: de bureaucratie, de macht van de grote instellingen, genderongelijkheid, gebrek aan culturele diversiteit, unfair pay, overaanbod, onvolkomen vraag, tekort schietend mecenaat, problemen met fout geld van sponsors, etc. Kortom: alle bekend pijnpunten. Voor wie gemotiveerd blijft om in dit tranendal nog de handen uit de mouwen te steken volgen dan nog een kleine 14 bladzijdes met suggesties voor verbeteringen.
Zo werkt het
Mijn tweede voornemen was om de irritaties te onderzoeken die bij lezing bij me opkwamen. Als je je ergert zegt dat immers vaak net zoveel over jezelf als over het object van irritatie. Was ik, bijvoorbeeld, jaloers op de aandacht en het debat dat deze publicatie oogstte? Zelf heb ik vorig jaar in Boekman Special een essay gepubliceerd over de “Tompouce economie”2. Ik mag best zeggen dat ik er nogal mijn best op had gedaan om het zorgvuldig en gedocumenteerd te componeren. En vóór publicatie hadden de Boekmanstichting en ik het nog eerst aan deskundigen voorgelegd voor een kritische lezing en commentaar. Ik had de hoop dat mijn bijdrage het cultuur economisch debat wat verder zou brengen. Het essay gaat vooral over de betekenis van cultuur voor een groenere economie. En omgekeerd om hulp van economen die de ingewikkelde markt van cultuur misschien gezonder kunnen helpen maken. Het essay kreeg tot mijn teleurstelling tot nu toe weinig actieve aandacht. Maar ik weet hoe het gaat: of iets aankomt is meestal een onvoorspelbaar effect van veel factoren zoals: kwaliteit, timing, toeval, public relations, actuele trends, concurrerende items… Dus, nee, ik vermoed bij mezelf geen ‘jalousie de métier’. En kijk, met dit stuk draag ik ook alweer bij aan een bredere receptie van “De Kunst van Anders”.
Meezwemmen
In het essay “De Tompouce Economie” haal ik schrijver Dirk Ayelt Kooiman aan die in de jaren tachtig op eigen houtje zijn alternatieve cultuurnota schreef: “Alles moet Anders”. Ik kon zijn initiatief wel waarderen. Een schrijver die in alle dapperheid en naïviteit en in de stilte van zijn werkkamer, buiten de wereld van de kunstbeleid-bobo’s om, nu eens wilde opschrijven hoe het allemaal wél moest.
Bij de “Kunst van Anders” voelde ik de welwillendheid niet. Steenbergen is niet die naïeve schrijver die enigszins buiten de wereld staat. Je duidt het dan eerder pretentieus dan naïef wanneer zij als eenzame strijder roept: het kan anders en ik weet hoe. We hebben Kunsten 92 met het manifest ‘2030’3, er is de Raad voor Cultuur die zich over het bestel buigt, er zijn de werkgeversorganisaties en de vakbonden, er is het Ministerie van OCW, er zijn sectorinstituten, conferenties, denktanks, enz. Waarom, als je toch over de intelligentie en expertise beschikt, niet met die stroom mee zwemmen en al zwemmend lijntjes aangeven waarvan jij ziet dat ze verlegd kunnen worden?
Royaal bekend
Je zou kunnen zeggen dat Steenbergen de verbinding met de sector wel heeft gezocht door de vele gesprekken die ze kennelijk heeft gevoerd, maar waarin we geen inzage krijgen. Het lijkt er op dat ze er meer ter adstructie van haar stellingnames uit citeert, dan dat ze op de ervaringen en inzichten van de geïnterviewden verder bouwt. Dat leidt er toe dat veel van haar foutenanalyses – op zichzelf meestal wel juist – royaal bekend materiaal zijn. Dat kennen we wel. Het probleem zit hem juist in de taaiheid van die problemen, soms misschien zelfs in de (bijna) onmogelijkheid van verandering.
De onrechtvaardigheid van het gebrek aan ‘fair pay ‘bijvoorbeeld kan natuurlijk niet vaak genoeg onder de aandacht worden gebracht. Maar als je daar echt tegen aan wilt gaan, zul je je toch enigszins moeten verhouden tot alles wat zich hier de afgelopen jaren in heeft bewogen. Te beginnen met de analyse van de arbeidsmarkt door de SER en de Raad voor Cultuur en hun advies “Passie Gewaardeerd”.4 De culturele en creatieve sector hebben een arbeidsmarktagenda opgesteld, omarmd door de minister5. Er is een arbeidsmarktplatform, Platform ACCT6. De corona crisis heeft een Task Force Culturele en Creatieve Sector in het leven geroepen. Er zijn ‘ketentafels’ om tot betere tarieven en cao’s te komen. Het lijkt dus wel zo constructief om met die bewegende stroom mee te doen. Niemand heeft de wijsheid in pacht. Iedere wijze suggestie is weer meegenomen. We gaan immers te langzaam vooruit. Vooral de economische aspecten van het cultuurbedrijf vormen een super taaie materie.
“Kunstenaars, verenigt u!”?
Als iemand met droge ogen de Nederlandse kunstenaars oproept om zich eindelijk te verenigen schieten in mijn dan nog droge ogen de tranen. Van verbijstering, en een beetje van het lachen. De freelance musici verenigden zich nog maar een paar jaar geleden in hun strijdbare platform7. Meer dan 40 organisaties van freelance kunstenaars verenigden zich in 2020 in de Creatieve Coalitie8, gesteund de door de Kunstenbond. De Federatie Creatieve Industrie zocht voor zijn lobby de samenwerking met Kunsten 92. Enzovoorts. Wil je daadwerkelijk bijdragen dan moet je inmiddels zeven stappen verder zijn en uitzoeken hoe effectief al dat samenwerken nu gaat, waar de struikelblokken en hinderpalen zijn, hoe die te verwijderen, welke prikkels nog te geven.
Food for thought
Renée Steenbergen legt ook dingen op tafel waar je een goed debat over zou kunnen voeren. Bijvoorbeeld over de “doorgeslagen” formaties voor management, marketing, fondsenwerving. Je kunt je inderdaad afvragen of de verhouding met de feitelijke kunstproductie niet scheef is. Je kunt echter ook de (niet-romantische) stelling betrekken dat het kunstbedrijf geëmancipeerd en geprofessionaliseerd is en dat versteviging van genoemde functies – als het goed is – aanbod en afname ten goede komt.
Je kunt, zoals Steenbergen doet, vraagtekens plaatsen bij de onaantastbare positie van de grote kunstinstellingen. Zeker als die ten koste gaat van kleinere spelers en van zelfstandige kunstenaars. Maar die grote spelers zijn in werkelijkheid – en potentieel nog eens te meer – vaak van belang omdat ze kansen bieden aan kleinere collega instellingen en aan zelfstandigen. Denk aan het Nationale Ballet dat samenwerkt met ISH en andere dansinitiatieven en dat choreografen opdrachten geeft. Denk aan de Nationale Opera met Opera Forward. Of de recente voorstelling aldaar “Operettaland” van de veelzijdige kunstenaar Steef de Jong. De grotere instellingen kunnen natuurlijk nog meer op deze rol worden aangesproken. Ze zijn overigens ook uithangborden voor cultureel Nederland.
Gemeenten, vrije producenten
Het verlangen van gemeenten om grote cultuurgebouwen neer te zetten – Steenbergen stipt dit terecht aan – is geen recent verschijnsel. Het speelt al decennia. Het probleem is niet dat ze die gebouwen willen neerzetten. Deze kunnen voor regionale trots en verbondenheid zorgen en ook het lokaal culturele uithangbord zijn. Het probleem is dat de exploitatielasten ten koste gaan van de rest. Dat vraagt weer eerder het bedrijfseconomisch vernuft om slimmere exploitatievormen te vinden dan het in stand houden van situaties: theatermakers die permanent moeten klagen over het lekkende dak, niet functionerende douches, te krappe ruimtes in vervallen kunstgebouwen.
Ook niet nieuw, maar altijd weer goed om onder de aandacht te brengen -zoals Steenbergen doet – is de betekenis van de niet gesubsidieerde sector. Kunstbeleid wordt vaak verward met subsidiebeleid. Maar in kunstbeleid zou je juist veel meer aandacht moeten hebben voor hoe de overheid in haar volle breedte vrije producenten, kunstuitlenen en galeries, goed in het zadel kan helpen houden.
De grote transitie?
Renée Steebergen schrijft dat ze een discussie op gang wil brengen over een noodzakelijke transitie. Het lijkt mij dat er al min of meer permanent discussie is, al is die lang niet altijd vruchtdragend. En een grote transitie? Grootse aanpakken en structuurveranderingen leiden vaak tot teleurstelling, bureaucratie, vertraging, nieuwe systeemfouten. Persoonlijk geloof ik meer in pilots, kleine, maar markante verschuivingen, proefgebieden, het overnemen van best practice. Schroefjes en boutjes losdraaien en ze opnieuw, maar net weer anders bevestigen. “Alles moet Anders” leidt vaak tot “niets verandert”. De “Kunst van Anders” zou ik graag willen vertalen in: ‘De Kunst van net even Anders’. Zoals iedere musicus weet kan een klein verschil in ritme of dynamiek een groot effect hebben. Kijk vooral: waar zitten de obstakels en de oplossingen? En die oplossingen dan wel concreet doorvoeren, daar druk op zetten. Zoveel partijen hebben de afgelopen jaren handvatten voor verandering aangedragen. Gewoon aanpakken, daar zijn handvatten voor.
Voetnoten
1 Renée Steenbergen, De Nieuwe Mecenas, Cultuur en de terugkeer van het particuliere geven, 2008/2010; Kunst Uitgepakt, over verzamelaars, Zwolle, 2006; Iets wat zo veel kost, is alles waard, Verzamelaars van moderne kunst in Nederland, proefschrift, 2002
3 Kunsten ’92, Kunsten 2030, digitaal, 2022
4 SER en Raad voor Cultuur, Verkenning van de Arbeidsmarkt Cultuur, 2016; Passie Gewaardeerd, advies, 2017
5 Kunsten’92 (ed) Arbeidsmarktagenda Culturele en Creatieve Sector 2019
6 www.platformacct.nl