Het leuke van festivals als Boulevard in Den Bosch is dat je na een paar dagen vanzelf verbinding legt tussen alles wat je meemaakt. Niet dat alles op elkaar gaat lijken, zoals in de sport. Daar bepaalt een enkele chromosoom of honderdste van een seconde het verschil tussen wereldvrede of de apocalyps. Daar moet alles zo gelijk zijn dat over een paar jaar alleen nog één-eiige tweelingen met elkaar mogen strijden om de overwinning.
Op Boulevard, het festival dat nog tot zondag duurt, leer je hoe subtiele accentverschillen je juist zicht geven op een wereld die rijker wordt, hoe langer je ernaar kijkt. Of zie je overeenkomsten die er helemaal niet zijn. Ook goed.
Zit je met een mens of 10 in een hermetisch gesloten houten tent naar andere, kleurrijke, mensen in bosje te kijken, waarna de vloer een spiegel van water blijkt en je eigenlijk naar de diepte beneden moet kijken om betekenis te vinden in een tekst van Yoko Ono, voel je toch parallellen met ‘Voor ze verdwijnen’, een prachtige, ontroerende voorstelling over kabouters in een landgoed ten zuiden van Den Bosch.
Paus tevreden
Niet dat Schippers & Van Gucht, de makers van ‘Een Ieder Een’ op de Parade, die van die waterspiegel, ook maar een seconde langs zijn geweest bij Het Houten Huis en Theater Stap met hun kaboutervoorstelling, toch ligt er een verband, alleen omdat je als mens nu eenmaal graag verbanden legt.
Wat dat verband is? Geen idee, maar dat hoeft ook niet. Daar in Den Bosch, aan de voet van de Sint Jan, mag je rustig geloven dat er ‘iets’ is. Is de paus ook weer tevreden.
De schattige kabouters in Landgoed Blijdenstein worden gespeeld door de Down-mensen die al sinds jaar en dag hun bijzondere leven in het teken stellen van schattige voorstellingen over anders zijn. Ooit maakte ik kennis met ze in een stuk, gemaakt door een jonge Lotte van den Berg en een nog kakelverse Jetse Batelaan, waarin de bewoners van een hutje op de savanne worden ontregeld door de komst van een collega uit een totaal ander klimaat. Dat stuk, getiteld ‘Ergens staat er nu een Iglo leeg’ zou nu onmogelijk kunnen worden opgevoerd, alleen al vanwege het overvloedig gebruik van zwarte schmink bij de witte spelers.
Vervalsing
In the review die ik er destijds voor een landelijk dagblad over schreef is nog steeds het n-woord te vinden, net als in de beschrijving op de website van het gezelschap zelf. Zou ik mijn eigen archief moeten veranderen om van dat nare n-woord af te komen, of zou dat een aanslag zijn op de geschiedenis waarin we allemaal anders dachten over wat normaal was? Zou ik me daarmee onterecht beter voor willen doen dan we allemaal waren, in 2003? Moet er een disclaimer bij?
En zo kom je dan weer bij het heden uit, waar ik vrijdag uit de mond van een zwarte danser het b-woord optekende, en me nu af zit te vragen of ik hem toch niet zou moeten corrigeren? Of vervals ik dan opnieuw de werkelijkheid?
Daar kun je van wakker liggen.
Schijnbare overeenkomst
En die werkelijkheid leidt er dan weer toe dat het festival in hetzelfde weekend twee voorstellingen programmeert in de Bossche Verkadefabriek, die veel overeenkomst lijken te hebben, maar bij nader inzien totaal onvergelijkbaar zijn. Sterker nog: ze zijn zo verschillend van elkaar, dat de gevonden gelijkenis eerder stoort. Het gaat om ‘This is not a dance’ van Nastaran Razawi Khorasani & Theater Rotterdam en ‘Dance is not for us’ van Omar Rajeh & Maqamat.
Ja, ze hebben allebei het woord ‘dance’ in de titel, met een ontkenning erbij, en de makers hebben sterke banden met het Midden-Oosten: Khorasani werd geboren in Iran, Omar Rajeh in Libanon. En om de verschillen nog nog verwarrender te maken: ze maken allebei gebruik van tekstprojecties in een verder zwarte ruimte.
Maar dan stopt alle overeenkomst. Khorasani zoekt in haar voorstelling contact met dansers en choreografen in Iran, die noodgedwongen ondergronds opereren omdat op het maken van een dansbeweging in het openbaar levenslang staat. Rajeh maakt op zijn beurt een filosofisch rijke statement over zijn geboortestad Beiroet, waar dansen niet verboden is, maar de verdeeldheid, corruptie en bureaucratie zo verstikkend zijn, dat hij na het fiasco van zijn laatste mobiele theaterproject afscheid heeft genomen van zijn moederland en naar Lyon is verhuisd.
Grandioze finale
Bij Khorasani kijken we met haar mee naar de geprojecteerde transcripties van geanonimiseerde videocalls met Iraanse dansers. De voorstelling bouwt op naar een grandioze finale waarin ze in haar eentje toch kan dansen zonder te bewegen, dankzij een geniale inzet van vloerspots. Het levert zelfs een groepsdans op, en juist op dat moment komt de eenzaamheid van de gesmoorde dansers keihard bij je binnen.
Omar Rajeh begint zijn meanderende verhaal met de anekdote dat hij altijd een plantje meeneemt als hij bij mensen wordt uitgenodigd. De voorstelling bouwt op naar een steeds wilder en woedender wordende dans op hypnotiserend slagwerk. Op het achterdoek gedachten, beschrijvingen, woorden in het Engels en Arabisch.
Hier strijden eenzaamheid en machteloosheid met elkaar. Is dans een redding voor een door oorlog verscheurde stad? Hij probeert het, maar het is zwaar. Steeds zwaarder. Het eindigt na een uur in verbroedering, ook al lijkt het erop dat Rajeh zijn strijd om de dans in Beiroet heeft opgegeven.
We krijgen wel allemaal een plantje mee. Want dat is leven. Verse basilicum. Het hele theater ruikt ernaar. De trein terug naar Utrecht ook. Dat schept verbinding.