Een stad of gemeente met voldoende atelierruimte is niet alleen gunstig voor de creatieve beroepsgroep zelf, maar ook voor de buurt: omwonenden, winkeliers en bedrijven. Professionele kunstenaars, ongeacht leeftijd of ervaring, zorgen voor een positieve levendigheid. Naast het maken van kunst geven ze ook les aan jongeren en amateurkunstenaars. Er worden ‘open atelier dagen’ georganiseerd en er komen gastexposanten langs. In gemeenschappelijke ruimtes kun je gezamenlijke activiteiten organiseren, zoals vergaderen of (groeps)exposities en lezingen organiseren.
Een eigen plek
Zo zou het overal moeten zijn. En zo kan het ook. De Hackescher Markt in Berlijn is/was er een prachtig voorbeeld van. Zorg er voor dat kunstenaars en andere creatieve makers een eigen plek hebben. Voor de individuele kunstenaar is het meestal onbetaalbaar om een eigen atelierpand te kopen. Hij of zij is vaak aangewezen op de onzekerheid van huren. En een huurbaas, ook al is het de gemeente of een woningbouwvereniging, heeft vaak totaal plannen en belangen die haaks staan op die van de kunstenaars. Bij het huren van een atelier heb je bovendien geen of nauwelijks huurbescherming.
Permanent voor ateliers
De oplossing is het oprichten van stichtingen die onroerend goed verwerven voor ateliers. Of grond verwerven waar ‘atelier-container-dorpen’ verschijnen. Stichtingen waar de geldverstrekkers, samen met de kunstenaars, het bestuur vormen. En met statuten waarin vastgelegd is dat het verworven onroerend goed permanent bestemd blijft voor ateliers.
Tijdelijke oplossingen
In sommige gemeentes wordt het gebrek aan atelierruimte voor een deel van de kunstenaarspopulatie opgelost, waarbij termen als ‘broedplaatsen’ en ‘tijdelijk’ maar al te vaak vallen. Een al dan niet tijdelijke broedplaats is weliswaar een welkome aanvulling voor een (middel)grote stad, maar geen structurele of langdurige oplossing voor plaatsen waar meer kunstenaars wonen dan er kunnen werken.
In provinciehoofdsteden als Groningen en Den Bosch ligt de focus de laatste jaren op broedplaatsen, in plaats van ateliers. Dit betekent in de praktijk dat er gekeken wordt naar ruimtes waar jonge, pas afgestudeerde kunstenaars vijf jaar kunnen werken, met de mogelijkheid van een verlenging van nog eens vijf jaar.
Verschil beeldend kunstenaars en fietsenmakers
Behalve voor autonoom en lesgevende kunstenaars, staan de broedplaatsen ook open voor createven in de toegepaste kunst en voor meubel- en fietsenmakers. Op zichzelf een sympathiek initiatief, maar er is een groot verschil tussen beeldend kunstenaars en fietsenmakers. De eerste groep opereert per definitie als zelfstandig ondernemer, terwijl de zelfstandige fietsenmaker vaak de mogelijkheid heeft om na enkele jaren zijn of haar zaak uit te breiden en daardoor een groter pand nodig heeft. De zelfstandige autonoom kunstenaar, per definitie zzp’er, is zonder carrièreswitch ook tien jaar later nog steeds een kleine zelfstandige. Het is niet te verkopen dat zijn of haar atelierhuur, van de een op de andere dag, drie, vier of vijf keer over de kop gaat. Dat gevaar is er echter wel met een broedplaatsenbeleid zonder structureel atelierbeleid. Voor alle generaties kunstenaars moet een atelier betaalbaar zijn. Niet alleen voor pas afgestudeerden.
Ateliers en atelierbeleid in Aarhus
Een blik over de grens kan uitkomst bieden. Denemarken bijvoorbeeld. Kunstenaar en projectleider Jonas Larsen sprak op 17 januari als gastspreker in Academie Minerva (Groningen) over Institute for X in Aarhus. Hij was een van de gastsprekers bij een symposium over atelierbeleid. Dit Institute for X in Aarhus, opgericht in 2009, is een door kunstenaars gerunde onafhankelijke non-profit organisatie en verzameling van studio’s (veelal containers) waar permanent gewerkt kan worden. Het is geen broedplaats in de zin dat er sprake is van een tijdelijk karakter. De gemeente is eigenaar van de grond, dus de kunstenaarsgemeenschap is niet afhankelijk van een private investeerder. Ook is er geen deadline of ultimatum waarop de ateliergebruikers plaats moeten maken voor anderen. Elke kunstenaar betaalt omgerekend zo’n 200 euro per maand aan huur. ‘’De focus ligt op werkruimte creëren voor kunstenaars’’ vertelde Larsen. ‘’We hebben wel een bar, wat een extraatje oplevert, maar we willen voorkomen dat Institute for X gezien wordt als een toeristische trekpleister, als een plek waar mensen komen om te consumeren. Er zijn ook geen woonateliers. De focus ligt op het creatieve maakproces.’’ Wel worden er meetings, publieke debatten en educatie-projecten georganiseerd. De kunstenaarsgemeenschap is zelfvoorzienend, mede omdat er geen leningen of andere hoge vaste kosten (af)betaald hoeven te worden.
Als de wil er is kan het ook in Nederland
Groningen en Den Bosch en andere (middel)grote steden zouden heel erg gebaat zijn met een vergelijkbaar beleid. Nederland is meer verstedelijkt dan Denemarken, maar er is ook hier genoeg ruimte aan de rand van de stad. Na een eenmalige investering van de lokale overheid zijn plaatselijke kunstenaarsgemeenschappen al snel uit de brand geholpen. BOK, de Beroeps Organisatie Kunstenaars, is gaarne bereid om op dit vlak mee te denken. Liever een structurele oplossing, dan steeds maar weer ‘brandjes blussen’ en boze brieven schrijven naar gemeentes die hun kunstenaars in de kou laten staan. Ideeën? Laat het ons weten, stuur een mail naar www.boknet.nl/nl/contact
Institute for X in Aarhus: https://institutforx.dk/
Atelierbeleid Den Bosch: https://www.denbosch.nl/nl/actueel/een-nieuw-atelier-en-broedplaatsenbeleid
Atleierbeleid Groningen: https://gemeente.groningen.nl/file/concept-broedplaatsenbeleid-december-2024