Een lastige vraag, maar Festival Havenwerk directeur Erik-Jan Post heeft wel een idee en slecht graag enkele heilige huisjes. Over het kunstvakonderwijs. Over het begrip ‘amateur’. Over hoe groot je als festival moet willen zijn.
‘We zijn veel minder een festival in de klassieke zin. Havenwerk is meer een ontmoetingsplaats, met de deelnemers centraal. Dit jaar zijn daarom de toegangsprijzen verlaagd. Voor 3 (zaterdag) en 2 (zondag) euro kun je het festivalterrein betreden en een groot aantal optredens bekijken. Voor een aantal voorstellingen moet nog eens een paar euro betaald worden. We willen het festival nog laagdrempeliger maken en hanteren daarom het ‘Parade-principe’ met naast voorstellingen ook veel optredens en demonstraties van hoog niveau. In 2008 zijn we heel klein begonnen, met alle disciplines bij elkaar. Van meet af aan lag de focus op jongeren en talentontwikkeling, maar de nadruk ligt nu meer op theater, dans en muziek.’
Komt daar wel publiek op af?
‘Zeker. Vorig jaar hadden we meer dan duizend bezoekers per dag en meer dan zeshonderd deelnemers. Groter hoeft voor ons niet, wij zoeken het in de verdieping. Dan word je wel raar aangekeken door provincie en gemeente, zeker in Deventer waar alle festivals jaar in en jaar uit steeds maar meer bezoekers trekken. Als je geen 100.000 bezoekers trekt, voer je hele andere gesprekken, ben je al snel een roepende in de woestijn. Maar we hebben een prima relatie met de provincie. We hebben extra geld gekregen uit het potje experiment en innovatie en zijn druk bezig een app te ontwikkelen – Kunstbaken – die als een soort digitaal open podium voor talenten fungeert. Daar kan op gestemd worden en samen met een vakjury zullen de winnaars op de volgende editie van Havenwerk te zien zijn.’
En dit jaar?
‘Havenwerk biedt primair plaats aan het topsegment van de Nederlandse jeugdtheaterscholen maar kijkt ook over de grenzen. We zijn onderdeel van een Europees netwerk van jongerentheaterfestivals. Theater door jongeren kent een enorme diversiteit, maar speelt zich jammer genoeg vaak af in de periferie. Een festival als Havenwerk met de nadruk op jeugdtheaterscholen ben ik in Europa nog niet tegengekomen. En de verschillen tussen landen zijn groot. In Nederland wordt wat wij laten zien maar al te gemakkelijk weggezet met de term ‘amateurs’. Dat speelt in Vlaanderen en vooral Engeland veel minder. De jongerenpoot en volwassenenpoot lopen daar veel meer door elkaar heen. Ik zag onlangs in het Lyric Hammersmith de productie Bugsy Malone. Een fantastische voorstelling die avond na avond uitverkochte zalen heeft en waarin jongeren en volwassenen samen spelen.’
Dus naar Havenwerk halen?
‘Dat zou ik wel willen, maar dat is onbetaalbaar. Maar naar dat niveau streven wij wel. Bij elke voorstelling stellen we ons de vraag ‘Kan de voorstelling zonder jongeren of zonder professionals?’ Zo ja, dan is die voorstelling niet voor ons. Onze grootse uitdaging ligt in het ombuigen van het woord amateur. Hoe haal je de negatieve klank rond art amateur weg? Iedere voorstelling die we presenteren heeft een 100% professioneel team eromheen. Zoals bijna afgestudeerde makers zichzelf nouveaux créateurs noemen, spreek ik liever over jonge makers. Centraal staat talentontwikkeling.’
Kan die beter?
‘Vergelijk het met topsport, wat theater natuurlijk ook is. Voor sporters is de ontwikkeling veel geleidelijker en zijn er geen sluizen in de rivier, is er geen moment waarop je te horen krijgt dat je moet stoppen en eerst een opleiding volgen. Maar we denken teveel in hokjes. Er zijn niet teveel topsporters in Nederland, maar er is wel een overschot aan afgestudeerde acteurs. Misschien moeten we het hele kunstvakonderwijs wel afschaffen en voor de top onderbrengen bij BIS-instellingen. Daarnaast zouden we veel meer gebruik kunnen maken van de kennis van de theaterscholen om zo jong talent zonder allerlei hindernissen te laten groeien.’
Dat gaat niet gebeuren…
‘Nee, maar we moeten af van alle sluizen en hokjes. Net zoals die tussen buitenschools en binnenschools cultuuronderwijs, tussen welzijn en cultuur. We moeten veel meer ontschotten, daar liggen kansen.’