De vaste plek van het festivalhart van Boulevard is dit jaar voor een groot deel veranderd in een bouwput. Dat noopte de organisatie tot een verhuizing naar het Zuiderpark. Dat ligt weliswaar wat buiten het centrum, maar is wel veel ruimer en groener dan het Parade-plein. Het geeft het festival een prettig gevoel van lucht, ruimte en nabijheid tot de natuur.
Mi-loup, mi-femme
Ook in enkele van de voorstellingen op het festival zoeken de makers nabijheid tot de natuur op. Zo vertrekt La loba van muziektheatermakers Timo Tembuyser en Hélène Vrijdag vanuit de gelijknamige Native American-mythe over een oude, behaarde vrouw die botten verzamelt en vooral via dierengeluiden communiceert. Als ze een volledig wolvenlichaam heeft verzameld wekt ze het dier weer tot leven. Op een basis van folklore en natuurverering bouwen Tembuyser en Vrijdag een wereld van klank, zang en dierentaal op.
Net als in hun eerdere samenwerking Hiccup zoeken de makers naar vorm en betekenis in het grensgebied tussen teksttheater en opera. Na een introductie van het verhaal van La loba voeren Tembuyser en Vrijdag een cryptische dialoog met elkaar, die aanvoelt als een orkest dat de instrumenten stemt. Daarna pellen ze de verschillende lagen van de mythe in enkele zangpartijen af. Het gaat daarbij niet alleen om de relatie tussen mens en natuur maar ook over die tussen man en vrouw. De genderfluïde kostuums van Sara Schoon worden langzaam afgedaan, waardoor de performers steeds naar een nieuwe gedaante vervellen.
La loba is op zijn interessantst als Tembuyser en Vrijdag de grenzen van het menselijke opzoeken. Ze bedienen elkaar als instrumenten om de klanken die ze uitstoten te beïnvloeden: ze drummen op elkaars rug of borst of bewegen elkaars ledematen. In een prachtige scène halverwege zoekt Tembuyser in zijn stem naar een gier of kraai. De vervormingen die daarvoor nodig zijn nemen zijn hele lichaam over.
Bruits d'oiseaux
Jimmy Grima zoekt op een hele andere manier de connectie met de natuur op. De in Malta opgegroeide theatermaker richt zich op de traditie van bird trapping op dat eiland. Eeuwenlang al bekwaamt een deel van de bevolking zich in het nabootsen van vogelgeluiden om trekvogels te kunnen vangen. Maar in 2018 werd de praktijk door de Europese Unie verboden om de vogels te beschermen. Grima ging op zoek naar de oorsprong van de traditie en de waarde ervan voor de beoefenaars.
Nassaba: Song of a bird is echter ook een persoonlijk project: Grima’s eigen vader is zelf een fervent bird trapper. De voorstelling volgt zo twee parallelle sporen. Aan de ene kant gaat het over een verdwijnende traditie, en aan de andere kant over een toenaderingspoging van een zoon naar zijn emotioneel stugge vader. Grima wisselt videobeelden af met fragmenten uit een plakboek dat hij heeft bijgehouden en neemt het publiek zo mee in beide verhalen.
Hoewel dat mooie inzichten oplevert zitten de twee delen elkaar ook in de weg. Zowel de persoonlijke als de sociologische invalshoek blijft aan de oppervlakte. We krijgen te weinig over de geschiedenis en de praktische kanten van het gebruik te weten, en ook is er weinig aandacht voor de manier waarop vader en zoon zich tot elkaar verhouden. Het verrassende slot is echter beeldschoon en ontroerend, en is zowel een ode aan eeuwenoude kennis die verloren lijkt te gaan als aan Grima’s vader zelf.