Er is sneeuw gevallen, een dik pak verse sneeuw. Nepsneeuw weliswaar, maar echt genoeg om je middenin Rusland te wanen. Daar, in de stad Sverdlovsk oftewel Jekaterinenburg, leefde eens de man over wie de voorstelling ‘Poëten en bandieten’ gaat. Boris Ryzhy (1974-2001) zette de rauwe realiteit van zijn woonplaats in gedichten om. Meer dan duizend poëmen liet hij de wereld na. Zijn doorbraak kwam op het festival Poetry International in Rotterdam, in het jaar 2000. Een jaar later was hij dood. Boris Ryzhy, 26, had zichzelf verhangen.
Theatergroep De Warme Winkel legt die link met Rotterdam alleen al doordat ‘Poëten en bandieten’ daar gespeeld wordt. Een oude fabriekshal doet dienst als decor voor de vervallen arbeiderswijk waarin Ryzhy opgroeide. Vanachter een werktafel belt actrice Mara van Vlijmen Rotterdammers op. Die zijn geen van allen thuis. Maar op hun antwoordapparaat staat nu een van Ryzhy’s gedichten, wat voor de luisteraars een wonderlijke ervaring moet zijn. De Warme Winkel laat niet zien hoe de professorenzoon Boris in die arme buurt belandde. Waar hij het zelf in zijn gedichten over een omgeving vol grauwe flats heeft, doet het toneelbeeld eerder aan het buitenleven denken, met al die weidse sneeuw. De sfeer is knus en warm. Op een met kaarsjes versierde praalwagen komt een folkloristisch ensemble op, dat Russische liedjes zingt. Ouderwetse liedjes, en niks geen pop of punk.
Vreemd, want Boris was toch een kind van de Perestrojka , de moderne tijd. Misschien verwijzen de ontwortelde bomen die de acteurs het toneel op slepen naar de ontheemding van Ryzhi’s generatie, een generatie die, zijn eigen woorden parafraserend, uit het communisme gegooid werd en nooit in het kapitalisme aankwam. Maar dan nog. Juist die tussentijd was bikkelhard. Snerpende elektronische sounds en betonnen woontorens bij wijze van decor zouden daar beter bij passen. En dan de bontmutsen en –jassen die sommige spelers dragen: wat hebben die met jonge Russen te maken? Goed, er is eigentijds geweld. De Perestrojka, horen we, leek in Russische steden immers op een burgeroorlog. Men ging over lijken om snel rijk te worden en veel van Boris’ vrienden verhuurden zich als lijfwachten van criminelen, waarna zij sneuvelden. Maar De Warme Winkel verbeeldt al dat geweld niet indringend. Vanachter rotzooi komen benen en schoenen te voorschijn, van karton of zo. Daar wordt met knuppels en ijzeren staven op geramd. De veel angstaanjagendere machinegeweren uit de proloog zijn verdwenen. Of toch niet: op het voortoneel ontgrendelt een vent zijn kalashnikov. Er schiet iets bewegends voorbij. Een dansende bokser met een lijkwit geschminkt gezicht, een kruising van twee figuren uit Ryzhi’s poezie: de bokskampioen die Boris zelf ooit was en zijn schoolvriendin Elja, die als tiener uit het leven stapte. De schutter mikt op het fragiele wezen. Dat is een mooie scène.
Maar de rest van het geweld krijgt door de slapstick-achtige humor een onschuldig tintje. Ja, er valt veel te lachen. Om de koddigheid waarmee de vier acteurs in en uit hun rollen stappen. Om het droogrek dat ineens in een draaimolen verandert. Om de onderbroeken die vrolijk worden geshowd. Maar tegenover al die kolder staat niet genoeg tragiek. Zelfs Ryzhy’s zelfmoord schokt niet, want in de lange aanloop er naartoe zegt een acteur iets doms. Hij zegt: `Zelfmoord is een ultieme esthetische daad.’ Waarmee De Warme Winkel, die eerder theater over de dichter Rilke en de schilder Kokoshka maakte, zijn romantische kijk op kunstenaars ontbloot. Suïcide, destructie en wanhopig dichterschap: het wordt allemaal mooier (of leuker) gemaakt dan het is. Je zult je niet vervelen bij ‘Poëten en bandieten’. Je zult hier en daar zelfs genieten. Alleen de huivering blijft uit – ondanks de Arctische sneeuw.
Reacties zijn gesloten.