Een opera gebaseerd op teksten van Nietzsche, en dan beginnen met hard gelach en hoofdpersonage N die probeert twee waternimfen te pakken te krijgen. Wacht even, dat is Wagner! Goed, bij Wagners Rheingold gaat het om drie Rijndochters, maar de overeenkomst is te groot om toevallig te zijn. En dat is die ook niet, maar in de eerste minuten van Wolfgang Rihms Dionysos is veel meer aan de hand. Hier is een componist aan het werk die niet alleen met tekst en muziek speelt, maar ook met eeuwen cultuurgeschiedenis en daar nog grappen bij weet te maken ook. Het is om in van een roes te geraken.
In 1868 ontmoeten Wagner en Nietzsche elkaar voor het eerst en Nietzsche is gelijk zeer onder de indruk van Wagners charme en belezenheid. Vol overgave stort hij zich op de theoretische geschriften van ‘zijn meester’, waarin Wagner de muziek als moeder van de Griekse tragedie tegenover de theoretische mens stelt. In zijn muziekdrama’s wil Wagner weer plaats bieden aan de dionysisische oerkrachten, om zo tot het ‘Gesamtkunstwerk’ te komen, dat mythische ‘kunstwerk van de toekomst’. Dat culmineerde bij Wagner in het megalomane Der Ring des Nibelungen, maar toen was Nietzsche al afgehaakt. Met hetzelfde vuur waarmee hij Wagner eerst bewonderde, bestreed hij hem nu. Vooral al die zware Duitse noten moesten het ontgelden.
En hoor: wat doet Rihm in die openingsscène die zo aan Wagner doet denken? Hoge houtblazers, lichte strijkers, een piano en verdomd, harpen, celeste en nee, zijn dat steeldrums? Veel verder van Wagner kun je niet komen. Of zoals dirigent Ingo Metzmacher schrijft: “Dit kan heel leuk worden!” En leuk wordt het, want het spelelement dat in de eerste tien minuten verborgen zit, blijft twee uur lang aanwezig, ook wanneer we passages horen die doen denken aan Bach of Richard Strauss’ Die Frau ohne Schatten.
Het spelelement is ook nadrukkelijk aanwezig in de decors van beeldend kunstenaar Jonathan Meese en de regie van Pierre Audi. Wanneer N belaagt wordt door Ariadne, vlucht N de berg op die opeens uit de snor van Nietzsche is ontstaan en probeert weg te roeien. Uiteraard tevergeefs. Het gaat maar door: wie goed kijkt, komt ogen tekort, overal duikt de snor van Nietzsche in de beeldtaal van Meese op. Grimmig wordt het spel ook; nog licht ironisch in de bordeelscène, maar ronduit aangrijpend in de voorlaatste scène waarin Apollo de huid van N afstroopt.
Het moge duidelijk zijn: Dionysos is geen gewone opera, maar wat Rihm een “operafantasie” noemt, een reeks tableaus die samen de reis naar de waanzin of een totale roes vormen. Niet voor niets maakte Rihm gebruik van Nietzsches fragmentarische Dionysos-Dithyraben: “Ik geloof dat niets zo fnuikend is voor muziektheater als een volmaakte literaire tekst.” Het eindigt zowaar met iets dat je nog het best als verlossing zou kunnen omschrijven. Weer zeer Wagneriaans, maar ook hier schildert Rihm met totaal andere klanken. Het spel houdt niet op. Was dit allemaal een droom of het ware kunstwerk van de toekomst?
Wolfgang Rihm – Dionysos. De Nederlandse Opera, Nederlands Philharmonisch Orkest, Capella Amsterdam, solisten o.l.v. Ingo Metzmacher. Gezien: 8 juni, Westergasfabriek, Amsterdam
Reacties zijn gesloten.