Een andere leerling interviewt haar en vraagt voor wie de brief is.
Munira: ‘Het is een brief voor mijn oma.’
Klasgenoot: ‘Wat staat erin?’
Munira: ‘Ik hou van jou lieve oma. Ik mis jou.’
Klasgenoot: ‘Waarom je oma?’
Munira: ‘Die is mijn oma, dat is mijn hart.’
Het is een fragment uit de film ‘Ik ben hier’ gemaakt door vijftien leerlingen van de ‘ISK’ (de internationale schakelklassen in Utrecht). Twintig weken werkten ze met filmmakers Femke Stroomer en Sanne Sprenger aan hun eigen materiaal en hun eigen verhalen. Het resultaat is een indrukwekkende, ontroerende film die behalve over de leerlingen zelf ook over taal gaat. Taal in de breedste zin van het woord. De taal van het samen in een klas zitten en lol maken, de Nederlandse taal, die ze in ieder geval aan het begin van het project geen van allen beheersen. Maar ook de talen van de landen van herkomst, Somalië, Irak, Afghanistan, Chili, Marokko, Nepal, Soedan en Eritrea. Dat alles vloeit samen in ‘Ik ben hier’. Een film over vertellen en delen, over samenzijn en overleven.
Twintig weken geleden begonnen de leerlingen van de klas van mentor Rob Bekker naast de reguliere lessen met het leren van filmen, regisseren, interviewen en monteren. Jongeren tussen 15 en 20 jaar oud, gemiddeld anderhalf jaar in Nederland. In het bezit van een verblijfsvergunning of in afwachting van een uitspraak daarover. Hun achtergronden zijn verschillend, maar zonder uitzondering hebben ze geliefden in hun land van herkomst achtergelaten en sommigen konden bij aankomst nauwelijks lezen en schrijven, ook niet in hun eigen taal.
Onderling werd er niet veel over het verleden gepraat. Het gaat soms om pijnlijke herinneringen immers, liever hebben de jongeren het over het ‘nu’.
Femke Stroomer en Sanne Sprenger leerden de jongeren iedere week iets meer over cameratechniek, interviewmethodes en bijvoorbeeld het maken van fotostrips met behulp van zelf gemaakte foto’s. Ondertussen gingen de lessen van mentor Bekker ook gewoon door. Hij ging met zijn leerlingen op excursie in het bos, – wat een heleboel dennenappels, bladeren en boomschors in de klas opleverde- er werden lidwoorden geleerd, er werden zinnen geoefend. Ook die fragmenten zijn in de film terecht gekomen.
Deze klas is nu hecht, maar aan het einde van het jaar wacht het einde van de schakeljaren. De groep breekt op, ieder gaat zijn eigen pad. Soms naar het ROC, soms het land uit, soms aan het werk.
Het begin was het moeilijkst zeggen de leerlingen zonder uitzondering. Het voor de camera staan en praten, de cameratechniek ook, dat je de camera stil moest houden als je ging filmen, bijvoorbeeld. Het makkelijkst was de lol. Het spelen met de techniek – toen ze die techniek eenmaal doorhadden.
Door de afwisselende montage komen die contrasten mooi naar voren. Ook de wrange momenten. Zoals het verhaal van de jongen die maar een paar maanden in de klas zit omdat hij alweer wordt overgeplaatst naar een ander asielzoekerscentrum. Hij vertelt dat hij er genoeg van heeft, van het verhuizen steeds, van vrienden maken en weer vertrekken. Ook indringend: het interview met de Marokkaanse jongen over zijn familie.
‘Het is moeilijk om zonder moeder te leven. ‘
Klasgenoot: ‘Maar je vader en zus zijn toch hier?’
‘Dat is niet genoeg. Een moeder is belangrijk.’
Het zijn de momenten dat de schrille realiteit door de blijmoedigheid heen breekt. Deze klas is nu hecht, maar aan het einde van het jaar wacht het einde van de schakeljaren. De groep breekt op, ieder gaat zijn eigen pad. Soms naar het ROC, soms het land uit, soms aan het werk.
Mentor Rob zegt over het proces: ‘Wat me inviel: de kinderen zitten in de film, maar de film is ook in de kinderen gaan zitten.’ Het lijkt een cryptische opmerking, maar wie na afloop de leerlingen het applaus in ontvangst ziet nemen, snapt wat hij bedoelt. Het is de bredere lach, de trots in hun ogen. Hun levens zijn zichtbaar geworden, niet in de laatste plaats voor henzelf: Dappere jongeren, die er het beste van maken.