Koene ridder verslaat met hulp van wijze schoenmaker ongetalenteerde regelfetisjist en wint zangwedstrijd en de hand van kokette goudsmiddochter. Of: jongen ontmoet meisje in de straten van Nürnberg en besluit mee te doen aan de plaatselijke variant van Nürnberg’s got talent. De jury stuurt hem weg, maar hij krijgt de publiekstem. Wagner zou Wagner echter niet zijn als hij voor dit verhaal geen uurtje of vijf nodig zou hebben.
Die Meistersinger von Nürnberg neemt een bijzondere plaats in Wagners volwassen oeuvre. Of hij in zijn opzet een ‘luchtige komedie’ te schrijven is geslaagd, is maar zeer de vraag, maar het is wel zijn enige opera zonder mythische figuren en helden die verlossing brengen of juist verlost moeten worden. Er vallen geen doden, vrouwen hoeven zich niet op te offeren en, nog gekker, het loopt goed af en aan het eind zingt het hele volk een loflied op de Duitse kunst en haar meesters.
En inderdaad, mede daardoor was Die Meistersinger ook geliefd bij de nazi’s en werd het bij partijbijeenkomsten in, inderdaad, Nürnberg gespeeld. De ouverture is na de bruidsmuziek uit Lohengrin het meest gespeelde Wagner-stuk, helaas maar al te vaak veel te bombastisch aangezet.
Die bombast is in de nieuwe productie van De Nederlandse Opera gelukkig ver te zoeken. Regisseur David Allen benadrukt vooral het burgerlijke van de meesterzangers. Zij houden zich in een kelder bezig met kunst, maar verliezen zich in regeltjes, de ongetalenteerde Beckmesser voorop, hier neergezet als een aanstellerige dandy. Hun gezellen zien er uit als padvinders en de handeling is verplaatst van de zestiende naar wat nog het meest lijkt op het eind van de negentiende eeuw. De komische uitvergroting, die Alden in de derde akte toont pakt echter verkeerd uit: grappig wordt het nooit.
Veel beter is de indrukwekkende en gruwelijk moeilijke fuga waarmee de tweede akte besloten wordt. In nog geen vijf minuten werkt Wagner bijkans de tekst van de complete barokopera erdoor en zingt alles en iedereen door elkaar, maar door een goede bewegingsregie blijft helder wat er allemaal gebeurt.
Dankzij dirigent Marc Albrecht is dit toch een memorabele Wagner-productie. Al bij de eerste maten van de ouverture is duidelijk dat hij het orkest vooral licht wil laten spelen en in de fuga houdt hij moeiteloos het immense koor en de solisten bij elkaar. Daarbij vallen vooral sopraan Agneta Eichenholz (een Eva om verliefd op te worden) en Adrian Eröd (Beckmesser) op.