‘Bent u het niet met mij eens dat velen van u zich – net als de leden van Rooms-katholieke curie – nu al onsterfelijk en onmisbaar proberen te maken? Dat u lijdt aan ernstige mentale en spirituele verstening?’ Kees ’t Hart mat zich op zondag 18 januari een pauselijke rol aan, bij het uitspreken van De Staat der Nederlandse Letteren, een traditie bij de uitreiking van de Haagse Jan Campert-prijzen, waarmee Writers Unlimited elk jaar afsluit.
Zijn speech mag dan deels een humorvolle en daarin zeer geslaagde satirische speldenprik zijn, het zou minder leuk geweest zijn als hij niet ook een beetje gelijk had: de wereld van de Nederlandse letteren heeft er in het verleden wel eens beter voor gestaan. ’t Hart roept de verzamelde uitgevers, boekverkopers en schrijvers dan ook op om het roer om te gooien: ‘Literatuur bloeit, maar alleen als je dat wilt,’ hield de auteur zijn toeschouwers voor. ‘Ook in de boekhandel zie je toenemende specialisatie en kleinschaligheid. Er is meer aandacht voor de lezers, men organiseert zijn eigen lezersbestand.’
’t Hart is hoopvol gestemd, en dat is verfrissend. Immers: er zijn nog steeds erg veel schrijvers en vooral uitgevers die ‘Het Internet’ als een bedreiging van buiten zien, en zo blind blijven voor het feit dat zij hun product wellicht ook aan de nieuwe omstandigheden hadden kunnen aanpassen: inhoud, prijs, vorm, techniek. Teveel dingen zijn hetzelfde gebleven. Dat Kees ’t Hart, zelf eminence grise, deze oproep doet, kan niet anders dan iedereen hoopvol stemmen, die het geschreven woord een warm hart toedraagt.