Van Nederlanders mag de provincie nog wel meer op Cultuur bezuinigen. Deze week presenteerde Ipsos Synnovate een onderzoek met die strekking, en het was een nieuwe slag in het gezicht van de sector. Kennelijk is het imago van kunst als dure soort van linksige hobby nog niet uitgeroeid door drie jaar optimistisch NLP-en door de PR-machine van cultuurminister Jet Bussemaker. Want, gevraagd wat minder bezuinigbaar was: cultuur of werkgelegenheid en infrastructuur, kiest bijna iedereen wel voor de laatste twee. Soort van Sophie’s Choice, eigenlijk.
Bij het onderzoek is kennelijk niet gevraagd aan de mensen of ze wisten wát hun provincie nou eigenlijk aan cultuur deed. Dat zou de beantwoording ingewikkeld, en het onderzoek ook onnodig duur maken natuurlijk. Fijn dat we daarom lobby-organisatie Kunsten ’92 hebben. Die komt nu met een brochure waarin die vraag een beetje wordt beantwoord. Theaterjournalisten Robbert van Heuven (Trouw) en Simon van den Berg (Parool) doken de diepe regio in en kwamen terug met verhalen die de zaak er niet eenvoudiger op maken. Vooral ook niet omdat ook Kunsten ’92 graag de boel van de positieve kant wil blijven bekijken, uit vrees om het imago van een klagende cultuurclub te bevestigen.
Van Heuven constateert dat dé provincie niet bestaat. Hij onderscheidt vier types naar aanleiding van de mate waarin het provinciebestuur zich druk maakt om de kunsten. Opvallend is dat vooral Noord en Zuid Holland eruit springen als forse bezuinigers en weinig betrokken bestuurders. Natuurlijk: ze hebben daar de steden waar het leeuwendeel van de subsidies worden bevochten en verdeeld, maar er zijn ook landelijke gebieden buiten de randstedelijke agglomeraties waar iets van kunst gevonden zou kunnen worden. En daar is het dus diep treurig gesteld.
Vooral de kunsteducatie (we zeiden het hier al eerder) zit zwaar in de tang. Van Heuven vat het kort samen: ‘Bij veel gemeenteraden leeft het idee dat mensen best zelf voor hun hobby’s kunnen betalen, met gevolgen voor de culturele centra. Ook wordt gekort op de makelaars die het culturele aanbod van cultuurinstellingen naar scholen moeten brengen. Provincies bezuinigen op hetzelfde soort instellingen die bovenregionaal werken. Daardoor ontstaat de rare paradox dat het Rijk beleidsmatig investeert in educatie, maar dat de infrastructuur die voor de uitvoering van dat beleid zou moeten zorgen door lagere overheden wordt ontmanteld.’
Of het dan nog ergens goed gaat? Misschien in Heerlen, maar het artikel daarover van Simon van den Berg geeft niet al te veel reden voor optimisme, ondanks de titel ‘het gaat goed in Heerlen’. Natuurlijk, er is flink geïnvesteerd in de gebouwde omgeving, en er zijn voldoende rafelranden om van een culturele humuslaag te spreken, maar het beeld dat uit het artikel naar voren komt is er vooral een van hoopvol cultureel ondernemerschap, meer dan van een cultureel wonder in het diepe zuiden. Want ‘nog’ is de macht in handen van oude machten, tekent Van den Berg op uit de mond van de lokale schouwburgdirecteur: ‘In Limburg zijn dingen snel politiek, men betrekt stellingen. Dingen zijn hier nog vrij hiërarchisch. Wie het in Limburg voor het zeggen hebben, zijn mannen op leeftijd. Kijk bijvoorbeeld naar het team dat het bid deed van Maastricht voor de titel Culturele Hoofdstad van Europa: zowel de zakelijk als artistiek leider waren boven de zestig. Er was een jongere cultuuradviseur, Mathijs Maussen, die hier wel iets wilde doen, maar dat werd afgehouden. Hij is een van de trekkers geworden van het succesvolle bid van Leeuwarden.’
Hoe het na 18 maart gaat? Met het onderzoek van Ipsos in het achterhoofd hoeft de cultuursector niet teveel te verwachten van de regionale politiek.
Lees het verhaal van Kunsten ’92 hier.