Ola Mafaalani en relativering. Dat gaat niet samen. Donderdag 3 september 2015 mocht de artistiek leider van het Noord Nederlands Toneel het theaterseizoen openen met een toespraak, de Staat van het Theater. Ze deed dat op een manier die we eigenlijk van haar hadden kunnen verwachten, maar die desondanks insloeg als een bom. Er gaat hopelijk nog jaren over gepraat worden. Binnen ‘de sector’ zeker, hopelijk ook daar buiten.
Voor wie geen idee heeft waar dit over gaat: De Staat van het Theater is de keynote waarmee het Theaterfestival opent. Dit festival toont elk jaar de hoogtepunten van het vorige seizoen en vraagt een spraakmakend iemand als keynotespreker – of een belangwekkend persoon, wat meestal minder spektakel oplevert. Dit jaar was het dus de beurt aan Ola Mafaalani, en haar toespraak was zowel spraakmakend als belangwekkend, zowel qua vorm als qua inhoud.
Deplorabel
De inhoud was, kort gezegd: de staat van het Nederlandse theater is deplorabel, omdat theatermakers tegenover een wantrouwige overheid meer bezig zijn met het halen van targets, het kloppend maken van aanvragen en het bereiken van meer efficiency, dan met waar het volgens Mafaalani wel om zou moeten gaan: de wereld. En die wereld, zo moge duidelijk zijn, kan op dit moment worden samengevat in dat beeld van die aangespoelde peuter, keurig gekleed, met zijn ene afgezakte sokje, dood. Ergens op de kust van Turkije. We kunnen niet anders dan het hartgrondig met haar eens zijn.
Hoe theatermaker Ola Mafaalani die boodschap overbracht, was aanleiding voor discussie. Ze begon sober. Voor haar doen. Gedragen, streng, boos, waardig, verwijtend sprak ze de zaal vol genodigden en belangstellenden toe. Voor veel mensen was dat al te veel vorm. U moet namelijk weten, net als in de politiek en op tv, vinden wij in het theater een te grote nadruk op vorm verdacht. Als de inhoud belangrijk is, moet je die niet verder onderstrepen door een belangwekkende toon aan te slaan.
Ter Apel
Maar die gedragen toon van Mafaalani, met die boos weggeworpen uitgelezen spiekbriefjes, was nog maar het begin. Er kwam muziek bij. Prachtige muziek, dat wel, maar een toespraak met muziek erbij, dat kan volgens velen niet. En of dat nog niet genoeg was: er kwam een zwart vluchtelingetje naast haar staan, en toen, langzaam maar zeker, stonden er opeens honderd. In alle kleuren en nationaliteiten die op dit moment hopen op een plekje onder onze zon. Mafaalani had heel Ter Apel op het toneel van de Amsterdamse Stadsschouwburg gezet, met als klap op de vuurpijl een jongetje in dezelfde kleren als dat icoon op dat Turkse strand.
Ik hield het niet meer, veel mensen naast mij ook niet, en na afloop was er een minutenlange staande ovatie. Ik klapte voor die honderd vluchtelingen, om ze welkom te heten, machteloos welkom, want ik betaal ook nog steeds de belasting waarmee het kille Nederlandse beleid wordt uitgevoerd. Het was dus een schuldig applaus. Met Ola mee, niet per se vóór Ola.
Toch waren er ook veel mensen die het verafschuwden. Die het applaus schokkend vonden. Die het hele spektakel woedend van de hand wezen als gevaarlijk manipulatieve kitsch, die vonden – en vinden – dat Ola Mafaalani het vluchtelingenprobleem misbruikt om goedkoop te scoren. Of die het willen bagatelliseren omdat Mafaalani tenslotte zelf ooit uit Syrië kwam, ook al was dat in een andere eeuw, tijdens een ander regiem, in een andere wereld.
Mafaalani-kwartje
Het misverstand kan makkelijk ontstaan: Mafaalani zet alle middelen in om te emotioneren, en die kunst heeft ze in haar carrière steeds beter leren beheersen. Vroeg in de jaren negentig zag ik tijdens net zo’n woedend stuk anti-oorlogstheater iedereen in de zaal haar afwijzen, omdat ze niets had gerelativeerd. Ze zat toen nog op school. Het duurde voor mij eigenlijk tot Ten Liefde, een lunchvoorstelling in Bellevue, dat het Mafaalani-kwartje viel: ze had een Romeo en Julia op leeftijd op het toneel gezet, en het doel was niets anders dan iedereen na afloop met meer dan een brok in de keel naar huis te sturen. Dat lukte.
De ’toespraak’ van Ola Mafaalani op het Theaterfestival was natuurlijk een theatervoorstelling. Eén zoals Mafaalani vindt dat ze moet maken. Ze staat hiermee op haar eigen manier in een lijn met grootheden als Elfriede Jelinek en Marina Abramovic, maar omdat haar speelgrond het Hollandse theaterklimaat is, mag ze het maaiveld niet ontstijgen.
Waarom een paar van die leading voices in het vaderlandse toneel haar zo hard afvallen, is precies het probleem waaraan het Nederlandse theater ten onder aan het gaan is. We relativeren ons kapot, doen niet gekker dan we al zijn, want dat is al gek genoeg en als we eens iemand raken met een duidelijk ontroerend beeld bieden we daar direct onze excuses voor aan. Want boodschappen zijn immers iets voor thuis, aan tafel.
De toespraak van Ola Mafaalani was een protest tegen precies die mentaliteit. Uit de reacties blijkt dat dat protest hard is aangekomen.
Chapeau.