‘Ik heb honderd wensen, en als ik goed nadenk misschien wel duizend,’ schrijft Toon Tellegen in Het grote taartenboek, dat is verschenen ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag vandaag. ‘Maar één wens is mijn liefste wens, en dat is om op een middag in het begin van de zomer tussen de dieren aan de oever van de rivier te zitten. Ik zal bijna niets zeggen en niemand zal iets bijzonders aan mij zien. Het is een mooie dag en we leunen achterover, kauwen op grassprietjes, luisteren naar het kabbelen van de golven en hebben het over niets in het bijzonder. Ah, denk ik, dit is dus het niets in het bijzonder waar de dieren het altijd over hebben!’
Daarna volgt er een enorme taarteninvasie. “Het is de gewoonste dag van mijn leven. Dat is mijn liefste wens,” besluit de schrijver. Zijn vijfenzeventigste verjaardag zal ongetwijfeld niet de gewoonste dag van zijn leven worden, maar hopelijk wel eentje met heel veel taart. Want daar lusten zijn personages ook wel pap van – watertaart, mislukte taart, en natuurlijk Eekhoorns favoriete beukenootjestaart.
Strakke regels
Toon Tellegen is misschien wel de meest zichtbare en tegelijk onzichtbare schrijver van ons land. In ruim dertig jaar tijd heeft hij een ontzagwekkend oeuvre bij elkaar geschreven, maar zelf mijdt hij al jaar en dag alle publiciteit. Hij begon als toneelschrijver en dichter en bedrijft beide genres nog steeds. Maar het meest bekend is hij om zijn wonderlijke dierenverhalen, voortgevloeid uit het dagelijkse verhaaltje dat hij verzon voor zijn kinderen voor het slapengaan.
Aanvankelijk legde hij zichzelf strakke regels op. Zo mochten de verhaaltjes niet veel langer zijn dan anderhalve pagina, mocht er van elke diersoort maar ééntje meedoen en kregen de dieren niet al te uitgesproken karakters. Van tevoren weet Tellegen nooit wat hij gaat schrijven, het verhaal ontstaat onder zijn handen. Vaak is de eekhoorn de hoofdpersoon, al dan niet in gezelschap van de mier. Maar voor bijna alle dieren denkbaar is er wel een rol weggelegd, van de gloeiworm, kikker of reiger, tot de olifant, kameel, sprinkhaan of woelmuis. En soms monden de verhaaltjes uit in een ‘roman’, waarbij één dier centraal staat, zoals De genezing van de krekel, Het vertrek van de mier of Het verlangen van de egel.
Door de jaren heen creëerde Tellegen een uniek universum. Het bos waar de dieren wonen, heeft een dromerige, lome, vredige sfeer. Er wordt een beetje gewandeld en gemijmerd, er worden – veel! – verjaardagen gevierd, er worden brieven geschreven en feestjes gegeven, en er vooral heel veel taart gegeten. Vaak ook wordt er gezwegen en zitten de dieren tevreden bij elkaar, zoals de mossel die uitsluitend de eekhoorn uitnodigt voor zijn feestje en ze nauwelijks een woord met elkaar wisselen. “Tegen het eind van de middag zei de mossel: ‘Nu moet je gaan. Dag.’ Hij deed zijn schelp dicht en liet zich wegdrijven.”
Karakters
Welk personage ook centraal staat, je kunt er altijd wel iemand uit je omgeving (of jezelf) in herkennen. Want Tellegens voornemen ten spijt, de dieren hebben wel degelijk zo hun eigen karakter en eigenaardigheden. De eekhoorn bijvoorbeeld is vriendelijk en geliefd bij zijn mededieren, maar hij heeft ook een soms wat tobberige natuur: “De eekhoorn liep door de kamer heen en weer en dacht na. Er stonden rimpels op zijn voorhoofd. Soms werd hij heel moe en wilde hij nooit meer nadenken, maar soms ook wist hij niets en wilde hij altijd nadenken.” Zijn beste vriend, de mier, heeft overal verstand van – of dat denkt hij in elk geval.
De kikker kwaakt altijd over iedereen heen, de horzel is een korzelige, agressieve figuur, terwijl de beer zo’n gulzige vreetzak is, dat hij al het lekkers al op heeft voordat iemand anders er ook maar iets van heeft kunnen proeven. De olifant is lomp en onhandig, en dendert bij anderen door het huis als door een porseleinkast, en pleurt bovendien om de haverklap uit een boom als hij bij iemand op visite is geweest. Grappig is ook de secretarisvogel, die zijn verjaardag schriftelijk viert en de eekhoorn een schriftelijke taart stuurt. Die laat weten dat de taart heerlijk was geweest: “‘Ik heb woord voor woord gesmuld,’ schreef hij. ‘Vooral die gestoofde kastanjes, die tussen haakjes stonden, vond ik heerlijk.’ Hij stuurde de secretarisvogel een kleine, schriftelijke tafel, als cadeau, en een warme, handgeschreven muts voor de winter.”
Menselijke emoties
In het werk van Tellegen komt het volledige scala aan (menselijke) gevoelens en emoties voorbij: vreugde, somberheid, eenzaamheid, woede, afgunst, onzekerheid. Ronduit ontroerend is bijvoorbeeld de egel, die zo eenzaam is en naar gezelschap verlangt, dat hij maar voor zichzelf twéé kopjes thee zet. “Ik ben raar, angstaanjagend, eenzaam en onzeker, ik heb stekels, en ik wil dat er iemand op bezoek komt en ik wil niet dat er iemand op bezoek komt… dacht hij. Wat een dier ben ik!”
Tellegen maakt gebruik van de kracht van herhaling, en gebruikt woorden of uitdrukkingen letterlijk, waardoor een verjaardagstaart zó luchtig kan zijn “dat je hem alleen maar kon vermoeden, maar niet kon proeven of zien”, en een verjaardagscadeautje beslist niet mag worden opengemaakt – het moet immers een verrassing blijven.
De verhaaltjes zijn zowel melancholisch als geestig en vaak tamelijk absurd. Dat maakt Tellegens werk geliefd bij kinderen, maar misschien zelfs nog wel meer bij volwassenen. Net als bij de strips van Astérix en Obélix, die grappen bevatten die de meeste kinderen ontgaan maar juist heel leuk zijn voor grote mensen, zijn in de dierenverhalen van Toon Tellegen veel dingen voor kleuters onbegrijpelijk, maar niet voor hun ouders die de verhaaltjes voorlezen.
Filosofie
Vooral de filosofische inslag is vaak erg komisch. Zo antwoordt de bever, die ongewenst een schutting bouwt tussen het huis van de eekhoorn en de mier, op de vraag waarvoor die schutting is: “Tja, waarvoor… Waarvoor is de lucht, waarvoor ben ik?” Of kun je de olifant horen mijmeren: “Echt, wat is nou echt… ik vind dat altijd zo’n ruim begrip.” En vraagt de tor op de vlakke steppe zich af of dit nu “groot en onafzienbaar” is. Dan krijgt hij ook nog dorst. “Wat zou het voor dorst zijn? vroeg hij zich af. Wat voor soorten dorst heb je eigenlijk? Hij wist dat niet. Maar toen hij zijn tong niet meer kon bewegen omdat hij aan zijn gehemelte plakte, dacht hij: dit is vast grote dorst. Hij keek naar de grond en dacht: misschien is dit wel onafzienbare dorst!” Omdat zijn moeheid ook groot en onafzienbaar is, probeert de tor alleen nog aan héél kleine dingen te denken, “de kleinste dingen die hij kon bedenken”.
Het is die combinatie van een verwonderde en verwonderende blik, de ogen van de volwassene én het kind waarmee hij om zich heen kijkt, die ons als lezer op een nieuwe manier laat denken en kijken naar wat vanzelfsprekend lijkt, en het werk van Toon Tellegen zo speciaal maken.
Over Toon Tellegen
Toon Tellegen (18 november 1941) heeft naast zijn baan als huisarts altijd veel geschreven en gepubliceerd. In 1966 debuteerde hij met de toneeltekst Jimmy Walker. Na enkele dichtbundels publiceerde hij in 1984 zijn eerste bundel met dierenverhalen, het genre waar hij het meest bekend om werd. Al met zijn tweede bundel dierenverhalen, Toen niemand iets te doen had (1988) won hij een Gouden Griffel. Tellegen is een duizendpoot én een bezige bij: sinds de jaren tachtig publiceerde hij elk jaar wel één of zelfs meerdere werken van proza, poëzie, toneel of verhalen. De lijst met prijzen die Tellegen werden toegekend liegt er ook niet om: hij won enkele Zilveren en Gouden Griffels, tweemaal de Woutertje Pieterse Prijs, kreeg voor de dichtbundel Een dansschool (1993) de Jan Campertprijs toegekend, en zijn hele oeuvre werd bekroond met de Theo Thijssenprijs (1997) en de Constantijn Huygensprijs (2007).