De deuren sluiten en de spektakelmaatschappij, zoals Guy Debord die beschrijft, blijft buiten. George Crumb (1929) – dit jaar in focus op het Holland Festival – pakt met zijn Metamorphoses, Book I (dat vrijdagavond zijn Europese première beleeft) de hedendaagse mens uit. Weg gaat dus de schil van het voortdurende pandemonium waarin een diarree van woord, beeld en geluid elkaar overtoepen.
Concentratie
Het nu, zonder besef van toen of dan, staat in die overkokende heksenketel onophoudelijk centraal, maar vervliegt op slag met de jubelende bewondering die de Amerikaanse componist deelt. Herinnerende citaten past hij immers als subtiele samples in. Het zijn liefdevolle hints die voor ankers in zijn experimenteel avant-gardistische werk zorgen. Crumbs Metamorphoses – zijn nieuwste cyclus voor piano – ademt en spreekt persoonlijk doorleefde muziekgeschiedenis. Het werk stelt concentratie op de enigmatische inhoud bovendien ver boven de puur op spektakel gerichte theatrale hyperbool.
Tovenares
Speciaal voor Margaret Leng Tan schreef George Crumb Metamorphoses, Book I. Voor Tan, want in haar hoort hij “een tovenares op de piano”, het versterkte en geprepareerde instrument wel te verstaan, waaraan hij de pianiste hoogst bijzondere klankkleuren laat ontlokken. Eerder gooide Tan al hoge ogen met haar uitvoering van Crumbs meesterlijke cyclus Makrokosmos; dit boek zou je kunnen zien als de micro-pendant daarvan.
Schilderijententoonstelling
Voor Metamorphoses, Book I nam Crumb tien schilderijen ter inspiratie. Dat klinkt als de wereldberoemde Schilderijententoonstelling van Moessorgski. Crumb laat de Promenade echter achterwege, maar behoudt het beeld-verklankende idee. Ditmaal zijn het doeken van onder anderen Chagall, Klee, Kandinsky en Johns die hem voor ogen stonden. Hierop zoomt Crumb ten diepste in.
Spitsen
De schilderijen worden op groot scherm getoond. De bijbehorende tien miniaturen van Crumb geven, zo blijkt onmiddellijk, meestal geen volledige uitbeelding. Hij brengt de verbeelding in stelling door uiterste concentratie te vragen. Zo dwingt Crumb tot het spitsen van de oren, op zoek naar het kleinste, kwinkelerende geluid in de vaak zachte resonanties. In plaats van groots gedonder en geraas laat hij Tan (’s werelds beste bespeler van het instrument) dartel over de speelgoedpiano flitsen. En: zo hoor je fragmentjes uit het American Songbook naast een knipoogje naar Mozart. Hoor de bassen door de kast zwabberen en luister hoe Tan’s schreeuw de snaren doet ‘meezingen’.
Vind-ik-leuk-duim met pauze
Margaret Leng Tan speelt vol overgave op de toetsen en in de klankkast; tokkelt de snaren als harpen, beklopt het houten raamkwerk met slagwerkstokken. Losse elementen die zij matter of factly opwerpt en loswoelt uit de piano moet het publiek zelf aaneen smeden. De muzikale realiteit ligt daarin (ergens) voor het ontwaren. Die gaat weliswaar niet schuil achter theater, misbaar of groot effectbejag; zij doet tegelijk af met de notie van een afgedwongen instant-publieksreactie. De vind-ik-leuk-duim heeft even pauze dus, hoezeer Crumbs muziek zich ook vooral níet op afstand plaatst. Juist daardoor, in de ogenschijnlijke verwelkomende openheid, vergroot hij het raadsel; expressief en vol impressionisme – abstract, maar organisch en ongekunsteld reëel.
Tijd voor grip
Hier blijkt Crumb knap met een intrigerende paradox te spelen. Gemiddeld kijkt niemand zo lang naar een schilderij als we nu kunnen doen. Zo hypermodern zijn die doeken trouwens ook niet. Ze laten zich kennen als een redelijk open boek. Het oog is qua spektakel immers al heel wat gewend en gaat dus de visuele diepte in, met gemak. Tegelijk wil je (veel) meer tijd om grip te kunnen krijgen op het geheimzinnige karakter van Crumbs muziek; wanneer je zelf inzoomt, daarop.
Niet afgerond
Tijdgebonden als de kunstvorm muziek is, glippen zowel de tijd zelf (zoals bij Harry Mulisch, ook bij Crumb een leidende speler) als de veelal zeer verrassende resonanties en samenklanken je door de vingers. Het oor wringt zich met Tan de diepte in. Want het wil niets missen, maar gemakkelijk gaat dat niet. Je moet opschieten. Voor je het weet, is het miniatuur alweer afgerond. Alhoewel: precies dát blijkt Metamorphoses, Book I dus niet te worden. Tan’s verve laat Crumb’s openheid drijven in allesbehalve eenduidigheid.
Meeneemtentoonstelling
Allicht zou je willen dat je – net als na een rondje museum – toch nog eens naar het ene schilderij terug kunt, en het andere of: na een kopje thee toch nog eens langs, voor je weer naar buiten gaat. Crumb zet met Metamorphoses, Book I dus geen blockbuster neer, boordevol gekende plaatjes die je dan maar eens in het echt moet hebben meegemaakt. Hij zadelt de toehoorder op met een meeneemtentoonstelling waarin geïnternaliseerde verwondering de dienst uitmaakt. Daarop kun je altijd teruggrijpen als het snelle en drukke Amsterdam net buiten de zaal weer over je heen rolt. Daar buiten de deur stap je niet langer het spektakel in, maar een luisterrijk.