Het is eigenlijk een voetnoot in het persbericht dat lobby-organisatie Kunsten ’92 vandaag de wereld in stuurde. Maar, zoals altijd met voetnoten, daar stond wel het belangrijkste nieuws in. Want Kunsten 92, de club waarin organisaties in de kunstsector polderen, ‘onderzoekt samenwerking’ met de Federatie Creatieve Industrie. Laatstgenoemde is de Kunsten ’92 van alles wat ook cultuur en creativiteit is, maar geen kunst wil of mag heten.
Want daar zat dus al die jaren een probleem. Webdesigners, gamedevelopers, fotografen en modekoningen waren geen kunst. Deels omdat ze dat niet wilden, deels omdat ze dat niet mochten. Zo kon het gebeuren dat tegelijk met de draconische bezuinigingen op de kunstsubsidies, de Nederlandse creatieve industrie een eigen poot kreeg binnen het ‘Topsectorenbeleid’, waar een boel geld in werd gestoken. Kwestie van ander ministerie en een ander verhaal.
Stilte
Je kon op bijeenkomsten waar de creatieve industrie zijn rijkdom tentoonstelde vragen waarom de kunst niet ook tot de creatieve industrie werd gerekend. Een ongemakkelijke stilte was dan het beste antwoord dat je kon krijgen.
Want ‘kunst’ heeft volgens kunstenmensen niets te maken de harde commercie van de creatieve industrie. Omgekeerd willen creatieve industriëlen nooit van hun lang zullen ze leven geassocieerd worden met kunstenaars die voor een appel en een ei onbegrijpelijke werken voor de eeuwigheid leveren. Kunst was bovendien besmet wegens al dat schreeuwen om cultuur en marcheren voor de beschaving, daar wilde je als modeontwerper op de Parijse catwalks niet mee vergeleken worden.
Buiten schot
Had de kunstsector zich maar eerder tot de creatieve industrie laten rekenen. Dan had het ministerie van economische zaken een deel van de klappen op ocw kunnen opvangen. Maar ja, zij van de Dutch Design Week en Het Nieuwe Instituut[ref]In dit geval was dat Nieuwe Instituut wel een gevolg van de bezuinigingen, omdat daarin het Architectuurinstitituut en de designclub Premsela en het Virtueel Platform gedwongen samenwerken.[/ref] waren allang blij dat ze grotendeels buiten schot bleven.
Maar nu gloort er dus hoop. In een eerste telefonische reactie laat Gerbrand Bas van de Federatie Creatieve Industrie weten dat de tijd nu rijp is: ‘Nederland is in Europa een van de weinige landen waar cultuur en creatieve industrie niet tot dezelfde sector worden gerekend. Lange tijd overheerste het beeld dat kunst alleen maar geld kostte en niets opleverde, terwijl de creatieve industrie alleen maar geld opleverde. Dat beeld kan dankzij onderzoek van het CBS nu genuanceerd worden: ook cultuur levert een grote bijdrage aan de economie.’
De partijen zijn al nader tot elkaar gekomen tijdens de gesprekken over de arbeidsmarktagenda, vertelt Bas: ‘Nu er duidelijke cijfers liggen is het tijd om te kijken of we toe kunnen werken naar één sector. Omdat Nederland zich ook wil profileren als creatieve economie liggen daar mogelijkheden.’ Het feit dat de EU ook geen scheiding kent tussen Cultuur en Creattieve Industrie zal helpen: er liggen verdienmogelijkheden klaar.
Voetnoot
PS: Dat persbericht waar dit nieuws de voetnoot van was? Dat meldt dat het CBS de culturele en creatieve sector heeft doorgerekend. Wat blijkt? De bijdrage aan de economie is groter dan die van bouw en landbouw. Iets wat we natuurlijk eigenlijk al wisten, maar wat toch fijn is om zwart op wit te zien.