De toekomst is aan verrotting, gisting en schimmel. Het is even niet anders. Sterker nog: het is een heel prettig vooruitzicht, zelfs, of misschien ook zeker, in tijden van Corona. Niet dat we nu massaal de te lang niet schoongemaakte koelkast van de buren moeten gaan leegeten na drie weken stroomuitval, maar verrotting, gisting en schimmel zijn nodig om hele lekkere dingen te laten ontstaan die je kunt eten of drinken. Denk bier en wijn, kimchi, yoghurt, zuurkool en gorgonzola. Dat gaat de komende jaren alleen maar meer worden.
Wie daar heel mooi over kan vertellen is Marije Vogelzang. Zij is eetontwerper en wereldberoemd. Het Rotterdamse theaterhuis Maas Theater en Dans heeft haar weten te strikken voor een serie colleges over eten en alles daaromheen. Ze zijn online te genieten, of live, na afloop van het theatergebeuren De Wilde Keuken, een enorm smakelijke voorstelling waarin dansers, acteurs en vormgevers je een dik uur onderdompelen in alles wat met groei, bloei en verval te maken heeft, en je ook nog eens als hoofdgerecht uitserveren op een zilveren bordje.
Online ‘college’
De voorstellingen zijn bijna allemaal uitverkocht, maar het college kun je dus online meemaken en terugkijken. Nu is ‘college’ misschien een beetje een lastig woord, omdat het doet denken aan huiswerk en studeren en lang stilzitten. Laten we Marijes voordracht daarom anders noemen. Suggesties kunnen in de mail.
Ik sprak Marije na haar tweede college. Dit is wie ze is: ‘Ik noem mezelf eetontwerper. Ik ben opgeleid als ontwerper aan de Design Academy. Dan leer je producten ontwerpen en dat kan dus ook met voedselproducten. Dan noemen mensen mij food-designer maar dat is niet juist. Ik ontwerp geen voedsel. De natuur kan dat zelf al heel goed. Ik vind het leuk om te kijken naar het werkwoord eten. Hoe zet je eten in tussen mensen? Wat is de geschiedenis van voedsel en wat biedt dat mij als ontwerper? Hoe zitten de culturele voedselwetten in elkaar? Je kunt ook kijken naar het landschap en zien hoe ons voedingspatroon het hele landschap heeft veranderd.’
Nog meer producten?
‘Als student op de academie was ik, net als alle andere studenten, op zoek naar mijn perfecte materiaal. Veel mensen kiezen dan voor plastic, hout of keramiek. Maar ik was eigenlijk helemaal niet zo goed in die dingen. Het interesseerde me ook niet zo veel. Moet ik nou nog meer producten maken? De wereld is al vol met producten.’
Ik vond het zo leuk dat, als je met eten iets maakt, het onderdeel van je lijf wordt. Dat kan natuurlijk niet met hout. Ik word er nog steeds heel enthousiast van dat, als ik iets maak, jij dat in je lijf stopt en je het ook nog eens kunt ruiken. Je krijgt er herinneringen bij aan vroeger.’
‘Het is een heel sensitief materiaal. Er was verder helemaal niemand die met eten bezig was op de opleiding. Het werd ook niet echt geaccepteerd op de academie. Wel door mijn docenten. Het grappige is dat het nog maar twintig jaar geleden is. In die tijd bestond het hele idee nog niet dat alles wat we aan problemen op de wereld hebben, te maken heeft met voedsel. Mensen dachten niet na over duurzaamheid of klimaatverandering. Plastic soep, obesitas, bijensterfte, dat is allemaal voedselgerelateerd. Dat was toen echt geen thema.’
Klaar in de wc
‘Zelf was ik daar toen ook niet zo mee bezig. ik dacht eerder: wow, ik heb hier een materiaal dat al je zintuigen aanspreekt, dat ook tijdelijk is, omdat het weer vergaat. Je maakt niet een object dat op zeker moment klaar is. Wanneer is eten klaar? Is het klaar als het op tafel ligt, is het klaar als je het eet, of is het klaar als je naar de wc gaat, of was het al klaar toen het een plantje was?’
‘Als ontwerper is het leuk om te kijken wat de factor tijd met je materiaal doet. Wie ben ik dan in dat proces?’
‘Ik ben me ook op eten gaan richten omdat ik rituelen altijd heel interessant heb gevonden. Het eerste ontwerp waar ik mee begon was een begrafenismaaltijd. Die bestond uit alleen maar wit eten, want wit is de kleur van de dood in heel veel culturen.’
Geen cake en koffie?
‘Het was een statement tegen onze uitvaartcultuur. Veel culturen doen iets met eten rond de dood, en wij nauwelijks. Ik wilde daarom iets echt tastbaars maken, iets dat je kon delen met elkaar. Van daaruit ging ik verder.’
‘Ik heb ook nog wat creatieve restaurants gehad, waarbij het concept steeds veranderde. Vanuit dat werk, en het organiseren van diners, heb ik me ontwikkeld tot curator en ben ik exposities gaan maken over de herkomst van eten. Ik heb een stichting opgericht om een wereldwijd platform te bieden aan ontwerpers die met eten werken. Het is nu inmiddels een wereldwijde beweging.’
Is dat jouw schuld?
‘Ik hoop het, maar ik denk dat het ook de tijdgeest is. Er zijn veel meer ontwerpers die er genoeg van hebben om niet weer steeds meer spullen te maken. Mensen die voedsel produceren hebben ook geen tijd om over de diepere waarden na te denken. Het is een heel specialistisch vak. De kwaliteit van de producten is heel hoog, maar de vernieuwing blijft achter, terwijl er ook heel veel problemen moeten worden opgelost.’
‘Er is ruimte voor creatieve mensen om in te stappen. Zij kunnen tussen de boer en zaadveredelaar gaan staan, dingen op hun kop zetten en bevragen. Daar is nu ruimte voor.’
Je liet tijdens het college ook keramieken objecten zien, die je op je bord tussen het eten kon leggen, zodat je bord wel vol lijkt, maar je minder veel eet. Goed tegen vraatzucht. En je kon er ook nog mee spelen. Het gaat dus om bewust omgaan met voeding?
‘Bewust zeker, maar ook onbewust. Het gaat erom dat mensen met een andere blik gaan kijken naar dingen die ze denken te kennen, waar ze elke dag mee omgaan en die ze daarom over het hoofd zien.’
‘Bewustzijn suggereert dat je alleen maar heel duurzaam eten moet eten, maar ik vind het ook belangrijk dat je een keer iets met je handen gaat eten, gewoon om het te voelen. Hoe is het om je handen af te likken, of elkaar af te likken? Zo sensitiveer je jezelf, door al je zintuigen te gebruiken. Een onderdeel daarvan is duurzaamheid, maar dat is meer een bijeffect. Als je met meer plezier en meer aandacht gaat eten, wordt je vanzelf duurzamer.’