‘Een mooi cadeau aan de stad’- zo omschrijft de Hartwig Art Foundation op zijn website het plan om een nieuw kunstmuseum op de Zuidas te initiëren. Het is een particulier initiatief van ondernemer, kunstverzamelaar en filantroop Rob Defares. De Amsterdamse Kunstraad heeft positief geadviseerd over het plan, de gemeente beslist er binnenkort over.
Het klinkt veelbelovend: een kunsthal – er komt geen eigen collectie – en hub met atelierruimtes voor kunstenaars. Dat kan Amsterdam als cultuurstad zeker aantrekkelijker maken.
Maar het plan voor dit Museum for Contemporary Art gaat de gemeente in de huidige opzet een hoop geld kosten.
De Kunstraad adviseert het College namelijk om de vermogende initiatiefnemer een fors cadeau te geven: het enorme, voormalige gerechtsgebouw aan de Parnassusweg. De Hartwig Foundation wordt geen eigenaar, maar slechts tijdelijke huurder ervan. Gezien de extreme vastgoedprijzen in Amsterdam zal dat pand bepaald geen koopje zijn. Maar is het de taak van een gemeente om een pand aan te kopen voor een privé-initiatief? Publiek-private samenwerking klinkt mooi, maar vaak weten private partijen handig de risico’s bij overheden te leggen.
Raadsleden zijn kennelijk een eerder, mislukt project op de Zuidas vergeten: het Designmuseum dat ING Vastgoed daar zou bouwen. De gemeente gaf de ontwikkelaar een forse korting op veel dure grond waar kantoren en woningen zijn ontwikkeld. Maar het museum kwam er niet: de bankencrisis van 2008 gooide roet in het eten.
Ander groot bezwaar is natuurlijk, dat we al een museum voor moderne en hedendaagse kunst hebben in de hoofdstad: het Stedelijk. Dat kampt bovendien met een veel te krap budget. Waarom dan geld geven aan een nieuw initiatief, in plaats van het bestaande fatsoenlijk te financieren?
Omdat wethouders – en ministers – dol zijn op bouwen. Zij willen iets blijvends achterlaten als hun ambtstermijn er straks op zit. Hetzelfde geldt voor kapitaalkrachtige verzamelaars: zie de vele, ook recent gestichte privémusea door verzamelende ondernemers in Wassenaar, Delden en Gorssel.
Maar in dit geval gaat het niet zomaar om een verzamelaar met een ambitieus plan.
Deze initiatiefnemer was jarenlang lid van de raad van toezicht van datzelfde Stedelijk. De website van de Foundation vermeldt bovendien als enige bestuurslid naast Defares de oud-directeur van het Stedelijk: Beatrix Ruf. Zij werd destijds onder medeverantwoordelijkheid van Defares benoemd, maar moest vertrekken vanwege belangenverstrengeling.
Hier is dus sprake van voormalige bestuurders van dat gemeentemuseum die nu met steun van de gemeente een privémuseum willen beginnen dat gaat concurreren met het Stedelijk. Een wel heel brutale actie, die gevoed lijkt door rancune.
Want ook de kunstaankopen die de Foundation doet, worden niet geschonken aan het Stedelijk en de gemeente, maar aan het Rijk.
En wat als de Hartwig Foundation na tien of twintig jaar genoeg heeft van het project? Dan zit de gemeente opgezadeld met een duur gebouw dat onverhuurbaar is voor ander gebruik. Dat scenario is bepaald niet denkbeeldig: particulier initiatief is grillig en vaak niet bedoeld voor de eeuwigheid. Veel privémusea verdwijnen als de verzamelaar-initiatiefnemer is overleden- of als de kosten de stichter te gortig worden.
Dat laatste gebeurde onlangs bij het HEM in Amsterdam, een enorme expositieruimte waaruit initiatiefnemer Amerborgh -van verzamelaar Alex Mulder – zich al binnen een jaar gedeeltelijk terugtrok.
Toch geeft de Amsterdamse Kunstraad een positief advies. Hier wreekt zich gebrekkige kennis van wat mecenaat is. Kunstverzamelaar Rattan Chadha zei terecht in een interview met deze krant(*): ‘een eigen museum beginnen is geen daad van filantropie’. Echt mecenaat houdt in dat particuliere initiatief daadwerkelijk privaat gefinancierd wordt. Het betekent niet: gebruik maken van publiek geld en de risico’s bij overheden leggen.
De Hartwig Foundation steunt overigens wel degelijk onbaatzuchtige projecten, zoals jaarlijkse steun aan Stichting De Appel, voor jonge kunstenaars en curatoren. Vreemd genoeg wordt De Appel niet genoemd als partner van het nieuwe initiatief, terwijl die dringend behoefte heeft aan een permanente locatie.
Voor het publiek is intussen van belang dat private initiatieven geen goede sier kunnen maken dankzij publiek geld. Het moet glashelder zijn hoe de financiering van publieke instellingen in elkaar zit. Dat is een plicht van overheden aan hun burgers: openheid van zaken geven, zodat inwoners kunnen vertrouwen dat bestuurders algemene middelen niet inzetten als subsidies aan privéprojecten.
Dat geld kan veel beter besteed worden aan een urgent probleem: verruiming van de cultuurbudgetten, die in de afgelopen tien jaar aanzienlijk zijn geslonken. De Kunstraad becijferde nota bene zelf dat de hoofdstad jaarlijks 40 miljoen tekort komt om de verschralende culturele infrastructuur op peil te houden.
Deze maand beslist de gemeenteraad over de komst van het MCA. Laat hij dan beseffen dat dit „cadeau aan de stad” meer lijkt op een cadeau aan een steenrijke ondernemer die zijn ambities prima zelf kan financieren.