‘Ik heb een bijzondere relatie met mijn spullen. Het heeft te maken met bepaalde emotionele ervaringen in mijn leven.’ Genevieve Murphy (Schotland, 1988) slaat met “The Spot Where I Find Myself’ een nieuwe weg in bij het verkennen van haar mogelijkheden als componist, muzikant, maar vooral ook theatraal performer.
Wie Murphy al een paar jaar volgt, heeft haar veelzijdigheid al goed leren kennen. In haar werk zoekt ze naar nieuwe manieren om musici met hun vak te laten omgaan. Zo liet ze in ‘Walk and Drip For 12 Hours’ op een 25 meter lange strook papier verfdruppels neerkomen, die tot noten werden die door een ensemble van musici werden gespeeld. Het was haar indrukwekkende debuut op November Music in 2016. Ze vestigde er een naam mee als een sterk conceptueel componist.
Sinds ze samenwerkt met theatermaker Nicole Beutler heeft Murphy zich ontwikkeld van onzichtbaar componist van soms heel uitdagend werk, tot volbloed performer in theatrale concerten die de grenzen van elk genre overstijgen.
Inmiddels staat ook een eerste album online, het fascinerende audiowerk ‘I Don’t Want To Be An Individual On My Own’, waarin ze een bizar, eng en ook hilarisch verhaal vertelt over haar achtste verjaardag en de rol die een ‘performance artist’ daarbij speelt. Vooral te beluisteren op koptelefoon.
Waar zijn we nu?
In het nieuwe stuk: ‘At The Spot Where I Find Myself’, opnieuw gemaakt onder de hoede van theatermaakster Nicole Beutler, hult ze zich in een kostuum van 50 kilo, dat grotendeels bestaat uit het interieur van haar kamer. Dat komt zo: ‘Ik zie vaak beelden voor me van mezelf in letterlijke verbinding met alle objecten in de ruimte, die ik dan ook naar me toe trek en aantrek als een kledingstuk.’
Dat is een heel theatraal beeld, dat je niet direct associeert met een componist en haar werk, erkent ze: ‘Met deze performance, als interdisciplinaire componist en performer, val ik vaak in de lege ruimte tussen theater en concert. Dus dat wordt onderdeel van mijn werk: waar zijn we nu eigenlijk? Is het een concert, dan geef ik een concert, is het theater, dan breng ik theater.’
Autisme
Codes en afspraken vormen een rode draad in Murphy’s werk. Maar feitelijk gaat het haar altijd om communicatie, en wat daarin mis gaat. Een belangrijke bron is haar oudere broer, die autisme heeft. ‘Hij is een enorme inspiratie voor me. Hij heeft bepaalde dingen nodig die hem helpen om zich ‘in control’ te voelen. Maar voor mij zijn die dingen onbegrijpelijk. Ze zijn niet kwaadaardig en als ze hem helpen, dan speel ik met hem mee.’
‘Bijvoorbeeld, als hij wil gaan zitten op een stoel, dan moet ik op een speciale manier naar die stoel wijzen om hem het vertrouwen te geven dat hij erop kan zitten. Je moet ook met bepaalde woorden op hem reageren om hem op zijn gemak te stellen. Soms lukt het niet om het op de goede manier te zeggen en krijgt hij dat woord niet. Dan kalmeert hij niet, maar wordt het juist erger. De vraag voor mij is dus steeds: wanneer helpt dat ene woord hem, en wanneer niet? Ik moest helemaal zelf uitvinden wat bij hem werkte en hoe. Dat heeft me een vrij unieke kijk op het verschijnsel empathie gegeven.’
Behoefte aan controle
Psychologische en autobiografische elementen spelen een grote rol in Murphy’s werk. Zo maakte ze een performance over arachnofobie, de angst voor spinnen, en over dwangstoornissen. ‘Het is door mijn onderzoek naar al die psychologische toestanden, dat ik erachter ben gekomen dat het bij mij allemaal gaat over de behoefte aan controle. Dat kan zijn via dwangneurose, zelfbeschadiging en angst. Nu gaat het over desoriëntatie. Als ik een deur opendoe, door de klink naar beneden te drukken, is het dan mijn hand die de klink neerdrukt, of is de klink mijn hand naar beneden aan het trekken? Is de ruimte mij aan het besturen in plaats van dat ik er doorheen beweeg?’
Je eerdere werk gaat vaak over chaos. Met je nieuwe werk lijk je meer in control te zijn. Klopt dat?
‘Met dit werk probeer ik juist weer te onderzoeken hoe ik minder stabiel kan worden. Het kostuum helpt daarbij, want het is groot en weegt 50 kilo. Het is compleet gestoord, maar ik onderzoek ook wat het met me doet. Ik probeer situaties te scheppen waarin ik me instabieler kan voelen.’
In 2020 bracht je een album uit met daarop een muzikale vertelling die ook hele poppy elementen bevat. Het leidde zelfs tot een single. Dat is best bijzonder voor een componist met zulke stevige wortels in de nieuw gecomponeerde muziek.
‘Ik probeer me ook fysiek met mensen te verbinden. In hedendaagse muziek gaat het vaak over niet-bewegen en focussen op het concert en de muziek, en veel nadenken met je hoofd. Er zijn prachtige werken die we kunnen horen en interpreteren met onze oren, en soms is het fascinerend om te bedenken dat we in staat zijn om zoiets als muziek te ervaren. Daar heb ik veel respect voor, maar omdat ik me zo bezig hou met psychologie, kan ik niet anders dan me ook fysiek met mensen verbinden.’
Dansen
‘Wat doen sommige melodieën en harmonieën? Ze leggen rechtstreeks verbinding met een gevoel. Wat doet ritme? Het verbindt ons fysiek en laat ons bewegen. Ik wil me graag verbinden en als ze na afloop weggaan met alleen maar bewondering voor de techniek, dan is dat niet noodzakelijk ook mijn doel. Mijn doel is om mensen een ervaring te bezorgen. En ik hou ook echt van muziek met een ritme en een gevoel en een drive, die me voortduwt. Muziek die me laat dansen.’
Veel van je collega’s zijn daar niet zo mee bezig, die concentreren zich op hun muziek…
‘…en op hun persoonlijke en muzikale ontwikkeling. Ik ben echt geïnteresseerd in communicatie.’
Niet alle critici en subsidiënten staan daar om te springen, toch?
‘Ik zou het eens moeten vragen waarom. Er zijn zoveel artiesten met fantastische ideeën, en prachtige techniek en schitterende werken. Alleen moeten ze veel beter nadenken over hoe ze dat communiceren met het publiek. Zeker als je het combineert met performance, dan ontkom je er niet aan. Musici zijn niet per definitie ook performers. Zij gaan er niet van uit dat ze gezien worden. Ik probeer dus ook ervoor te zorgen dat musici zich bewust worden van hun publiek, of, wanneer ze dat niet willen, manieren te vinden om het relevant te maken voor het hier en nu. Waarom zijn we hier, wie zijn we?’
Leuk popliedje
‘Ik kan natuurlijk een leuk popliedje maken, wat in de smaak valt bij de mainstream, maar ik wil ook dat het mensen die meer conceptueel nadenken raakt. Ik hoef niet iedereen te behagen. Het belangrijkste voor een kunstenaar is eerlijkheid tegenover je eigen behoefte. Zodra dat iets oplevert waar je echt om geeft, dan moet je echt nadenken over wie je hoe wil bereiken.’
Was de Corona-lockdown een goed of slecht ding voor je?
‘Het ging twee kanten uit. Ik kon alle tijd besteden aan het album dat net uit is. Ik kon tijdens de lockdown ook gewoon doorgaan met componeren. Ik ontdekte wel dat ik de online wereld heel confronterend vond. Het was confronterend om te ontdekken dat er een hele samenleving bestond die puur online was, terwijl ik mijn hele leven bezig was geweest met de live ervaring.’
Instagramcultuur
‘In de eerste tijd tijdens de lockdown werd ik daar erg down van, omdat ik niet zag hoe ik iets kon betekenen in die online wereld. Ik werd depressief van de Instagramcultuur waar alles draait om spannende clips van 30 seconden, die ook niet interessant zijn als ze langer zouden duren. Zodra het weer kon trad ik op met een gitarist, waarna ik me enorm gelukkig voelde. Toen besefte ik: het gaat me echt om live. Ik heb nooit werk gemaakt van de online wereld. Dat is gewoon mijn ding niet.’
‘Het werk dat ik nu maak wil ik dus geen covid-kunst noemen, maar ik snap dat mensen alles wat ik nu maak in verband zullen brengen met covid. Natuurlijk speelt het in een appartement en dat blijft zo. Ook nu we weer naar buiten kunnen, hebben we nog altijd ons thuis, een eigen plek. Maar dat hadden we voor Covid ook. De verhalen die ik vertel gaan over het leven en de psychische problemen die ik mijn hele leven heb ondervonden.’
En nu ga je versmelten met je interieur, wordt je kamer een instrument.
‘In mijn eerste werk trad ik op in een keukendecor. Ik ging van een ensemble naar een keuken, maar die keuken werd mijn orkest. Ik was dan wel solist, maar ik kon me verstoppen achter die keuken. De keuken was de ster. Sindsdien heb ik me wel ontwikkeld. Mijn laatste stuk was veel soberder, er stond bijna niets op het toneel, dat was een grote uitdaging.’
‘Nu is er een nieuwe uitdaging omdat ik samenwerk met Thomas van der Borght, die zelf kunstenaar is. Hoe zet ik mijn eigen kunstenaarschap daarnaast? Daar zijn we al maanden over in dialoog. Het is abstract en ik moet daar mijn eigen verhaal een plek in geven. Hij heeft al een omgeving gecreëerd, die is er dus al, en wat doet dat mij, hoe beïnvloedt dat mij?’
‘Ik moet leren daar een deel van te worden.’